Hoe ontstaan ze?
Mineralen ontstaan als opgeloste deeltjes neerslaan. Kleine zoutkristallen plakken bijvoorbeeld op je huid na het zwemmen in zee. Het zout was eerst opgelost, maar werd afgezet op je huid. Ook levende wezens maken mineralen. Zijn planten en dieren eenmaal dood dan kunnen hun resten langzaam verstenen tot fossielen.
Stenen worden bovengronds meegenomen door wind, water en ijs. Denk maar aan grind, zand en klei. Dat worden sedimenten genoemd. Soms komen nieuwe lagen sediment over elkaar te liggen. Dan blijven ze bewaard in de bodem en uiteindelijk verstenen ze tot afzettingsgesteente als zand-, klei- of kalksteen (sedimentgesteente). Gesteente groeit ook druppeltje voor druppeltje, bijvoorbeeld in een grot. Of het is gedurende miljoenen jaren omgevormd tot ander gesteente (metamorf gesteente). Vulkanisch gesteente zoals graniet of basalt ontstaat door verhitting onder de aardkorst, waarna het naar buiten komt en weer afkoelt (stollingsgesteente).