Acht poten, toch? Klopt. Er zijn meer dieren met acht poten, zoals schorpioenen en hooiwagens, maar alleen spinnen maken zijden draden. Deze komen uit verschillende openingen achterop het lijf, de spintepels. De verschillende spintepels zijn gespecialiseerd in verschillende soorten draden: elastisch, plakkerig, niet-plakkerig, dun of dik. Sommige draden zijn zelfs drie keer sterker dan de vezels in kogelvrije vesten. Dit trekt natuurlijk de aandacht van wetenschappers en technici, maar het is mensen nog niet gelukt spindraden na te maken.
Veelzijdig
Spinnen gebruiken hun spinsel voor verschillende dingen. Ze maken kleverige webben om prooien te vangen en wikkelen daarna de prooi in ander spinsel in. Veel soorten maken een cocon voor hun eieren of jongen. Sommige spinnensoorten verankeren zichzelf aan de grond met een spindraad.
Niet alle spinnen maken een web. Het bekende, rond wielweb van de kruisspin is zeker niet de enige vorm. Er zijn ook tunnelwebben en miniwebjes tussen de voorpootjes om prooien te vangen. Enorme zijden muren rondom planten die gemaakt worden door meer spinnen samen. Hieraan zie je dat spinnen slimme jachttechnieken hebben ontwikkeld.
Zo zit de spin in elkaar
Een spin heeft geen skelet aan de binnenkant, maar aan de buitenkant. Dat heet een uitwendig skelet of exoskelet. Het exoskelet is gemaakt van een harde stof, chitine. Het beschermt de spin goed, maar heeft een nadeel: het groeit niet. Daarom vervelt de spin regelmatig. Spinnen vervellen wel zo’n tien keer tijdens hun leven – van jong spinnetje net uit het ei tot volwassen spin. Het oude exoskelet wordt dan afgegooid, om er een nieuwer en groter exemplaar voor in de plaats te krijgen.
Spinnen hebben veel dezelfde organen als mensen, maar ze zitten op een andere plek. Het hart van spinnen is langwerpig en zit vlak onder hun rug. Hun maag ligt tegen hun hersenen aan. Het lichaam van een spin bestaat uit twee delen: het kopborststuk en het achterlijf. In het voorste deel zit het brein en de maag. In het achterste deel zitten het hart, de voortplantingsorganen, de darmen en de spinselklieren. Het bloed is blauw.
Bijzondere organen
Spinnen hebben twee bijzondere organen. Ten eerste de gifkaken, monddelen die gif in de prooi spuiten. Hiermee verteren spinnen alvast hun voedsel voor. Ze braken na de beet ook verteringssappen uit de mond over de prooi; de prooi wordt buiten het lichaam van de spin al verteerd en daarna opgezogen. De meeste spinnen eten alleen vlees.
Ten tweede de pedipalpen, twee extra “pootjes” naast de gifkaken, aan de voorkant van de spin.Hij gebruikt ze om dingen op te pakken, zijn gezicht te wassen, maar vooral ook: om spermapakketjes in te brengen bij het vrouwtje. Lees er meer over in dit artikel over paring bij spinnen.
Hoe neemt een spin de wereld waar?
De meeste soorten spinnen hebben niet alleen acht poten, maar ook acht ogen. Soms zien ze alleen scherp met twee van deze ogen. Met de andere ogen nemen ze wel beweging waar. De plek van de ogen verschilt: soms in een ring om de kop, soms allemaal voorop of nog op een andere manier. De ogen springen voor ons nogal in het oog, maar voor de meeste spinnen is het zicht niet het belangrijkste zintuig. Spinnen hebben gevoelige haartjes over hun hele lichaam, die trillingen opvangen van de ondergrond waarop ze staan of uit de lucht. Daarmee ruiken, proeven en voelen ze tegelijkertijd. Als een spin over je huid loopt, “proeft” hij je dus ook!
Welke spinnen leven in Nederland en België?
Er zijn in onze landen wel 700 soorten spinnen. Spinnenexpert Peter van Helsdingen: “De kruisspin kent iedereen. Die zit buiten in een fors wielweb. De trilspin, of sidderspin, zit binnen in een hoekje van de kamer in zijn web. Hij doet niet veel, alleen als er een prooi binnenkomt.” Van Helsdingen vindt vooral springspinnen interessant. Ze hebben goede ogen. Ze besluipen hun prooi en springen er dan plotseling op. Van Helsdingen: “Vooral bij mooi zonnig weer lopen springspinnen rond. Ze reageren overal op. Als je een vinger in de buurt houdt, volgen ze die met hun ogen.” In Nederland vind je bijvoorbeeld de zebraspringspin rondom je huis. Het is maar een klein spinnetje, van 5 tot 7 millimeter groot. “Als het wat warmer is, zie je de schorsmarpissa op elk bushokje zitten,” vertelt Van Helsdingen. “Die is wat groter.”