Een bol vol lensjes
De ogen van insecten zijn samengestelde ogen of facetogen. Facetogen bestaan uit een heleboel losse deeloogjes, de ommatidia. Dat zijn er soms wel dertigduizend! Ieder deeloogje heeft een eigen lens en ziet een heel klein stukje van de wereld. Al deze deeloogjes samen vormen, als een soort mozaïek, een groter beeld van de wereld.
De hele omgeving zien
Wij kijken met onze ogen altijd maar één kant op. Als wij willen weten wat er achter ons gebeurt, moeten we ons hoofd omdraaien. Insecten zien dankzij hun bolle ogen vol deeloogjes, die alle richtingen opstaan, hun hele omgeving. Daarom ziet een vlieg je bijna altijd aankomen, van welke kant je hem ook besluipt.
Niet zo scherp
Onderzoekers denken dat insecten met hun facetogen niet zo scherp zien als mensen. Vergelijk ieder deeloogje in een facetoog maar met een soort pixel. Om net zo’n scherp beeld te hebben als een moderne televisie, zouden insecten honderdduizenden of zelfs miljoenen deeloogjes nodig hebben. Onderzoekers berekenden dat een facetoog dat net zo scherp ziet als ons oog, een meter groot zou moeten zijn.
Voor insecten die een groot deel van hun leven in het donker leven, zoals zilvervisjes, zijn hun ogen niet zo belangrijk. Deze insecten hebben dan ook kleine facetogen, die uit slechts tientallen deeloogjes bestaan. Voor bijvoorbeeld libellen zijn goede ogen wel van levensbelang. Ze gebruiken hun ogen onder andere om prooien uit de lucht te grijpen. Sommige libellen hebben dan ook wel dertigduizend deeloogjes per facetoog.
Wel heel snel
Insecten zien dan misschien niet superscherp, maar hun ogen zijn wel heel goed in het ontdekken en volgen van bewegingen. Stel je een flikkerende lamp voor. Als de lamp tien keer per seconde flikkert, dan zien mensen dat moeiteloos. Maar wanneer de lamp zestig keer per seconde flikkert, dan lijkt het voor mensen alsof de lamp de hele tijd brandt. Onze ogen zijn niet snel genoeg om de flikkeringen nog te zien. Libellen hebben een stuk snellere ogen: pas wanneer de lamp zo’n twee- tot driehonderd keer per seconde flikkert, merken de libellen de flikkeringen niet meer op. Dat betekent dat libellen bewegende voorwerpen eerder opmerken en veel beter kunnen volgen. Dat komt goed van pas tijdens het vliegen, het vangen van een prooi of het ontwijken van een vlindernet.
Kleuren zien
De meeste insecten zien kleur. Toch zien insecten de wereld niet zoals wij. Veel insecten zien namelijk UV-licht, terwijl dat voor ons onzichtbaar is. Bij sommige bloemen die voor ons helemaal geel zijn, zien insecten een vlek in het midden die wij dus niet kunnen zien. Dankzij deze vlek weten de insecten snel waar ze moeten landen voor een lekker hapje nectar.
Kortom, die facetogen zijn zo slecht nog niet. Insecten zien dan misschien niet zo scherp, maar dankzij hun ogen vangen insecten prooien, ontsnappen ze aan vliegenmeppers en vinden ze snel een heerlijke maaltijd.