Vogelspinnen hebben die naam, omdat mensen vroeger dachten dat ze vogels aten, maar dat is eigenlijk helemaal niet waar. Vogelspinnen eten bijna nooit vogels. In de tijd dat er nog weinig onderzoek was gedaan naar vogelspinnen, was er een kunstenares en spinnenkenner. Zij maakte een tekening van een vogelspin die een vogel op at. Dit werd in die tijd een heel bekende tekening. Daardoor dachten mensen dat vogelspinnen graag vogels aten. Nu er veel meer onderzoek is gedaan naar vogelspinnen, weten we dat ze vooral insecten en andere kriebeldieren eten. Soms eten vogelspinnen ook knaagdieren en hagedissen, maar bijna nooit vogels. Zo zie je maar dat het belangrijk is om dingen goed te onderzoeken.
Verschillende manieren van jagen
Vogelspinnen hebben verschillende manieren om aan hun voedsel te komen. Sommige soorten, zoals de zigzag-boomvogelspin, wachten geduldig tot er een maaltje langskomt. Als er een geschikte prooi voorbij komt, rennen ze er achteraan, springen ze en bijten met hun kaken. Ze spuiten gif in de prooi en rollen hem in spinnenweb. De cyaanblauwe vogelspin doet het anders. Deze soort bekleedt een holletje onder boomwortels of struiken met spinnenweb. Bij de ingang van het holletje maakt hij een tunneltje van spinrag, als een soort trechter. Dat is een val om prooien mee te vangen.
Wilde haren
Bij dreiging vallen de meeste vogelspinnen niet snel aan. Vaak hebben vogelspinnen, zoals bijvoorbeeld de roodknievogelspin, brandharen op het lijf zitten. Wanneer ze zich bedreigd voelen door een ander dier, wrijven ze met hun poten over het achterlijf, waardoor wat haartjes de lucht in vliegen. Als een ander dier deze met gif gevulde haartjes dan op de huid of in het oog krijgt, prikt of jeukt dat heel erg. Soms houdt dat wel weken aan. De spinnen houden er een kaal plekje op hun achterlijf aan over, maar als dat hun belager afschrikt, hebben ze dat er wel voor over.
Onderzoekers werken samen
Als onderzoekers in de natuur spinnen tegenkomen, is het soms heel moeilijk om te bepalen welke soorten het zijn. Daarvoor moet je een specialist zijn. Op sommige plekken in de wereld zijn veel soorten zeldzame spinnen. Wetenschappers komen dan wel eens een niet eerder ontdekte spin tegen. Dan moet de specialist aan de hand van uiterlijke kenmerken bepalen bij welke groep spinnen de nieuwe soort hoort. Daarvoor moeten ze goed kijken. Omdat onderzoekers het niet altijd met elkaar eens zijn, is het moeilijk om verschillende onderzoeken met elkaar te vergelijken.
Daar heeft Jeremy Miller, spinnen onderzoeker bij Naturalis, iets op bedacht. Hij gebruikt niet alleen uiterlijke kenmerken, maar ook DNA van de spinnen. Hij vraagt wetenschappers over de hele wereld om hun onderzoeksresultaten op internet te delen. Zo kijken wetenschappers naar dezelfde kenmerken van de spinnen. Op die manier kunnen wetenschappers verschillende onderzoeken aan elkaar koppelen. Ook zeer zeldzame spinnensoorten worden dan goed onderzocht en beschermd. Door de onderzoeksresultaten met elkaar te delen, helpen de wetenschappers elkaar.