Vroege vleugels
Darwin zei dat die vroege vleugels vast en zeker een functie hadden. Dat kon niet anders. Er moest een oorzaak zijn voor het ontstaan van half-vleugels. Maar wat was die oorzaak? Waarom waren ze handig om te hebben? Dat wist Darwin niet. Het is nu honderdvijftig jaar later. Nog steeds weten wetenschappers het niet zeker. Laten we eerst kijken naar wat we wél weten.
Eerste dieren met vleugels
Vleugels ontstonden bij kleine, vleesetende dino’s, die snel renden op twee poten. Die dino’s hadden al veren. Het ontstaan van veren had in het begin dus niets te maken met het ontstaan van vleugels. Waarschijnlijk hielden deze veren de dinosaurussen warm. Tijdens de Jura (ongeveer 150 miljoen jaar geleden) werden de veren aan de armen van deze lichte jagers steeds langer. De botten in hun armen en handen werden hol en smolten gedeeltelijk samen. Zo veranderde een kleine groep dinosauriërs uiteindelijk in vogels.
Oude vogel
Op dit moment beschouwen wetenschappers Archaeopteryx als eerste vogel. Archaeopteryx is heel beroemd, omdat hij precies tussen dino’s en vogels in lijkt te zitten: hij heeft duidelijk veren en vleugels, maar ook nog een reptielachtige staart en tandjes, als een dino. Archaeopteryx leefde in de late Jura, 145 miljoen jaar geleden. Vliegen kon hij waarschijnlijk wel. Maar wetenschappers denken dat hij vooral korte stukjes fladderde. Lang hield hij dat niet vol.
Beter zweven...
Wat was dan het nut van die primitieve vleugels, als Archaeopteryx er niet goed mee kon vliegen? Volgens sommigen zijn vleugels ontstaan omdat ze handig waren om van een boom naar een andere boom of naar de grond te zweven. Zo bespaart een dier energie. Van zweven is de stap naar echt vliegen niet zo groot. Daarom denken veel wetenschappers dat dit de juiste theorie is.
Of beter springen?
Er is ook een tweede theorie: misschien zijn vleugels ontstaan omdat ze hielpen bij springen en rennen. De eerste vogels waren beweeglijke jagers. Ze sprongen veel rond om hun prooi te grijpen. Vaak renden ze tegen steile hellingen op, soms zelfs tegen kaarsrechte boomstammen. Onder vleugels kan een beetje wind komen. Dat tilt een dier nét iets verder omhoog tijdens springen of een steile helling op rennen. Hoe groter de vleugel, hoe meer een dier wordt opgetild. Zo werden de vleugels langzaam steeds groter, totdat de vogels ermee konden vliegen.
Wat denk jij?
Wie heeft gelijk? Welke theorie klopt? Vandaag de dag staan aanhangers van beide theorieën nog steeds tegenover elkaar. Beide groepen zeggen dat hun theorie klopt. Voor beide theorieën bestaat bewijs. Zullen we het ooit zeker kunnen weten? Misschien hebben beide groepen een beetje gelijk. Misschien gebruikten de eerste vogels hun vleugels wel om vanuit bomen te zweven én om wat meer omhoog te komen bij het springen en rennen! Wat denk jij?