Voortbewegen zonder poten
Poten zijn superhandig om mee te lopen, rennen en springen. Daarom hebben veruit de meeste landdieren ze ook. Slangen verplaatsen zich zonder poten. Hadden de voorouders van slangen wel poten? En hoe komen slangen en andere kronkelaars vooruit zonder poten?
Onderdeel van:
Viervoetige voorouders
Freek Vonk, slangenonderzoeker bij Naturalis, weet wie de voorouders van slangen waren: “Dankzij onderzoek aan fossielen en DNA weten we dat slangen niets meer zijn dan hagedissen zonder poten. Zo’n 12 miljoen jaar geleden verloren deze hagedissen hun poten omdat ze alleen maar in de weg zaten. Waar de hagedissen leefden toen ze hun pootjes verloren, daar zijn wetenschappers nog niet over uit.”
Sommige wetenschappers denken dat de voorouders van slangen vooral onder de grond leefden. Kronkelend door de aarde hadden hun poten geen nut meer. Andere wetenschappers denken dat de voorouders van slangen in het water leefden en later aan land kropen.
Steeds kleinere pootjes
Hoe raakten die hagedissen hun pootjes eigenlijk kwijt? Freek: “Bij de voorouders van slangen bleek dat die dieren die geboren werden met iets kleinere pootjes dan hun soortgenoten een voordeel hadden ten opzichte van de rest. Na verloop van tijd en over de loop van vele jaren zijn de pootjes steeds kleiner geworden, totdat ze helemaal verdwenen.”
Bij sommige slangen zijn de achterpoten trouwens niet helemaal verdwenen. De overblijfselen van deze achterpoten zijn veel te klein om mee te lopen. Wel zijn de minipootjes een aanwijzing voor het idee dat de voorouders van de slangen wel poten hadden.
Vooruitkomen zonder poten
De meeste slangen leven nu niet meer onder de grond of in het water. Hoe komen ze dan toch vooruit zonder poten? Slangen en andere kronkelaars maken met hun lange lichaam een golfbeweging over de grond. Ze zetten zich af tegen steentjes, takjes en de ruwe ondergrond. Zo wordt het lichaam vooruit geduwd.
Kronkelaars in het water maken dezelfde golfbeweging. Zij zetten zich af tegen het water waarin ze leven. Sommige vissen, zoals palingen, hebben ook een slangachtig lichaam. Deze vissen hebben vaak langwerpige vinnen langs hun lichaam. De vinnen duwen bij elke kronkel extra veel water weg.
Aangepaste kronkelaars
De lichamen van slangen zijn goed aangepast aan het kronkelen. Slangen hebben heel veel ruggenwervels, soms wel 400. Vergelijk dat maar eens met mensen: wij hebben er maar 33. Al deze ruggenwervels maken de slang heel buigzaam. Bovendien zitten er ribben aan de meeste van deze wervels. Deze ribben bieden houvast voor de spieren die meewerken bij het kronkelen. De ribben zitten aan de onderkant van de slang niet aan elkaar vast. Dit maakt de slang nog beweeglijker. Ook komen deze uitzetbare ribben heel goed van pas bij het doorslikken van grote prooien.