Wat is een reuzenalk?
Met hun zwart-witte verenkleed, hun korte vleugels en de zwemvliezen tussen hun tenen hadden reuzenalken veel weg van pinguïns. Net als pinguïns konden reuzenalken niet vliegen. Reuzenalken leefden in het noorden van de Atlantische oceaan, van Groenland tot Canada. Soms kwamen ze al zwemmend wat zuidelijker terecht. Mogelijk bezochten de vogels ook af en toe Nederland: in Velsen in Noord-Holland werd in 1977 een reuzenalkskelet uit de Romeinse tijd opgegraven.
Toen reuzenalken nog niet uitgestorven waren, waren zij de grootste vogels in de alkenfamilie. Andere nog bestaande soorten van deze familie zijn onder andere de alk, de zeekoet en de papegaaiduiker. In tegenstelling tot reuzenalken kunnen deze nog levende vogels allemaal wel vliegen.
Voedsel, veren, verzamelen
Reuzenalken zochten, net zoals pinguïns dat doen, in het water naar voedsel. Broeden deden ze op lage rotskusten. Voor hongerige zeevaarders was een broedgebied vol reuzenalken een luilekkerland. De vogels konden niet wegvliegen en waren op het land niet heel snel. Ze werden dan ook massaal gevangen en gedood. Sommige dieren werden meteen opgegeten, van andere werd het vlees gedroogd of bewerkt zodat het lang bewaard kon worden. Ook de eieren van de broedende alken werden verzameld en gegeten. Later werden reuzenalken vooral gedood vanwege hun veren. Die werden onder andere gebruikt in kussens.
Ook musea en universiteiten droegen bij aan het uitsterven van deze zeevogel. Door de jacht op de dieren waren er op een gegeven moment nog maar weinig reuzenalken over. Musea en universiteiten wilden zeker weten dat ze, voordat het te laat was, ook een reuzenalk in hun collectie zouden hebben. Daarom stuurden ze mensen op pad om een vogel te vangen en te doden.
Tegen de tijd dat de reuzenalk bijna van de aardbodem was verdwenen, betaalden verzamelaars veel geld voor een opgezet exemplaar. Dat zorgde ervoor dat vissers, op die dag in 1844, de laatste twee reuzenalken ter wereld doodden en verkochten aan een verzamelaar.
Hoe gaat dat nu?
Tegenwoordig is het vrijwel ondenkbaar dat een museum of universiteit mensen de opdracht geeft om een bedreigde diersoort te vangen en op te zetten. Bovendien hebben landen nu regels die het verbieden bedreigde diersoorten te doden. Onderzoekers van Naturalis verzamelen nog wel eens exemplaren van niet-bedreigde dieren. Het gaat dan om ongewervelden, diertjes zonder ruggengraat, zoals insecten of garnalen.
Naturalis vindt het belangrijk dat haar wetenschappers altijd goed nadenken of het doden van een dier wel echt nodig is. Er zijn tegenwoordig allerlei technieken waarmee een dier kan worden beschreven zonder dat er een dier sterft: met foto’s en met DNA uit veren, poep en haar bijvoorbeeld. Soms zijn er nog maar weinig dieren over van een bepaalde soort. Ook kan het zijn dat een soort zich langzaam voortplant. Dan kiest Naturalis ervoor om geen dieren te doden, maar alleen foto’s te maken en DNA te verzamelen.