Aan de andere kant van de wereld
In Amerika, Europa en Azië zweven er verschillende soorten vliegende eekhoorns tussen de bomen. Vliegende eekhoorns zijn knaagdieren en zijn familie met de andere eekhoorns die niet kunnen vliegen. In Australië zweven de suikereekhoorns rond. Suikereekhoorns zijn eigenlijk geen echte eekhoorns, maar kregen die naam omdat zij veel op de eekhoorns lijken. In Australië leven namelijk helemaal geen eekhoorns! Wel leven er heel veel buideldieren en daar is de suikereekhoorn er één van. Ze zijn geen familie met de eekhoorns, maar wel bijvoorbeeld de kangoeroe. Net als kangoeroes hebben ze op hun buikje een kleine buidel waar de jongen in kruipen.
Als twee druppels water
Als deze twee dieren geen familie van elkaar zijn, hoe komt het dan dat ze zo op elkaar lijken? Dat komt omdat ze op dezelfde manier leven. Zo zijn zowel de vliegende eekhoorn als de suikereekhoorn nachtdieren, leven ze hoog in de bomen en ontwijken roofdieren door de lucht. Daaraan hebben de suikereekhoorns en vliegende eekhoorns zich aangepast. Omdat de manier van leven zo op elkaar lijkt, is hun uiterlijk zoveel hetzelfde. Zo hebben ze een huidplooi tussen de voor en achterpoten waarmee ze van boom tot boom zweven: heel handig om roofdieren uit de boom te ontwijken. Ze hebben grote ogen: dat komt goed van pas om roofvogels in de lucht snel te zien. Ook hebben ze scherpe klauwtjes om zich goed aan boomstammen vast te klampen. En die dikke lange staart? Daarmee sturen zij in de vlucht naar links en rechts.
Zijn ze de enige?
Dieren passen zich aan hun omgeving en levensstijl aan. Als deze hetzelfde zijn, kunnen ze op elkaar gaan lijken. De dieren hoeven dan helemaal niet familie van elkaar te zijn. Met een moeilijk woord noemen we dat convergente evolutie. De suiker- en vliegende eekhoorns zijn niet de enige dieren die dat hebben ondergaan. Zo ook de mollen. De goudmol uit Afrika, de gewone mol uit Europa en de buidelmol uit Australië leven alledrie onder de grond en zijn geen familie van elkaar. De goudmol is meer familie van de olifant, de gewone mol meer van de huiskat, en de buidelmol meer van de kangoeroe en suikereekhoorn dan dat de mollen familie zijn van elkaar. Ze moeten alledrie graven en hoeven eigenlijk niets te zien in al dat donker. Wél moeten ze goed ruiken en voelen om niet tegen van alles aan te botsen. Dat is zichtbaar aan de vorm van deze dieren. Ze zijn alledrie blind, hebben een flinke, gevoelige neus en stevige graafhandjes om gangen mee te graven.