Diepzeehengelvisvrouwtjes mogen van geluk spreken dat ze in de duisternis leven: ze zijn niet moeders mooiste. De flinke bek van de afschrikwekkende dieren zit vol lange, dunne tanden. Boven deze bek hangt een hengeltje. Het uiteinde van dit hengeltje geeft licht, dat gemaakt wordt door lichtgevende bacteriën die in het hengeltje leven. Prooien die in de duisternis rondzweven, vissen en garnalen bijvoorbeeld, worden aangetrokken door het hoofdlampje van de hengelvis. Eenmaal in de buurt van het lichtje verdwijnen ze - hap, slik - in de grote bek van de rover.
Alleen de vrouwtjes van diepzeehengelvissen hebben zo’n lampje. De mannetjes niet. Wel hebben de mannetjes vaak grote, goed werkende ogen. Biologen vermoeden daarom dat de vrouwtjes hun lichtje ook gebruiken om mannetjes te lokken.