Later kregen afstammelingen van dieren zoals Pikaia ruggenwervels. Die beschermden de rugzenuw. Daaruit ontstond de wervelkolom zoals we die nu kennen. Die loopt ook door onze rug.
Pantsers en schelpen
De eerste skeletten waren nog geen botten. Het waren pantsers en schelpen. Trilobieten, bijvoorbeeld, waren bedekt met platen zoals een pissebed. Met zo’n pantser ben je erg stevig en veilig voor roofdieren. Maar je kunt je ook minder goed bewegen. Wat als je stevig én beweeglijk wil zijn?
Inwendig skelet
De oplossing voor dit probleem kwam al snel. Ongeveer tien miljoen jaar later ontstond het eerste inwendige skelet. “Inwendig” betekent dat het skelet niet aan de buitenkant van het dier zit (zoals een schelp), maar binnenin. Eén van de eerste dieren met zo’n skelet, was Pikaia. Pikaia was een klein, visachtig diertje. Hij had geen kop, geen ogen en geen vinnen. Hij leek nog het meest op een platgeslagen worm. Pikaia zwom nogal onhandig, door zijn hele lichaam naar links en naar rechts te bewegen.
Flexibele staaf
Pikaia was stevig, maar óók beweeglijk! Dat kwam omdat hij een chorda dorsalis had. De chorda dorsalis was één enkel staafje dat door de rug van Pikaia liep. De staaf was vrij hard, maar ook flexibel. Dit was de voorloper van het inwendige skelet. Wetenschappers weten niet precies waar de chorda dorsalis van Pikaia vandaan kwam. Dat komt doordat de voorouders van Pikaia geen harde delen hadden, zoals bot. Meestal blijven alleen de harde delen van een dier bewaard. Daarom weten we weinig over hoe deze dieren eruit zagen en wat ze zoal deden, miljoenen jaren geleden.