Voordat eieren met een schaal bestonden, leefden alle gewervelde dieren deels of volledig in het water. Het waren vissen en amfibieën. Ze legden hun eieren in het water. Ongeveer 300 miljoen jaar geleden in het Carboon, ontstonden de eerste reptielachtige dieren. Ze legden hun eieren op het land. Hieruit ontstonden uiteindelijk de moderne reptielen, vogels en zoogdieren (Amniota). Eieren van reptielen en vogels hebben een paar handige eigenschappen.
Vruchtvliezen
Eieren van reptielen en vogels hebben vier vliezen: het binnenste vruchtvlies (amnion), het dooiervlies, het vlies voor afval en het buitenste vruchtvlies. Het binnenste vruchtvlies zit rondom het jong in het ei en beschermt het. Het jong haalt al zijn voedsel uit de dooier. Het afval dat het jong maakt slaat het ei op in een afvalzak. Het buitenste vruchtvlies houdt dit allemaal bij elkaar in een mini-oceaantje. Zo heeft het ei alles wat het nodig heeft bij zich.
De eierschaal
Om al deze vliezen heen hebben reptielen en vogels een eierschaal. Deze schaal is vaak hard, maar niet altijd. Sommige reptielen, zoals veel schildpadden, hebben een leerachtige schaal. De eierschaal beschermt het ei tegen beschadiging. Daarnaast zorgt de schaal ervoor dat het ei niet uitdroogt. Door de schaal kan het ei op land gelegd worden en zijn gewervelde dieren minder afhankelijk van water. Daardoor konden dieren nieuwe leefomgevingen bewonen.
Hoe ademt een jong in het ei?
Een eierschaal ziet er ondoordringbaar uit, maar eigenlijk zitten er heel kleine gaatjes in. Hierdoor haalt het jong adem. Dit kan alleen op het land. Als je een vogel- of reptielenei in het water gooit overleeft het jong niet. Het stikt als het ware.
Geen schaal meer nodig
Wist je dat bij veel gewervelde landdieren de eierschaal weer is verdwenen? Bijvoorbeeld bij zoogdieren. Daar blijven ongeboren baby’s in de buik van hun moeder tot ze groot genoeg zijn. Ze hebben geen harde eierschaal, maar de beschermende vliezen zijn er nog steeds.