Het gentiaanblauwtje
De vlinder komt voor op vochtige heiden, in veengebieden en op graslanden in Nederland. De vlinder is ook te vinden in andere delen van Europa en Centraal-Aziƫ. Het is een dagvlinder en is te herkennen aan de blauwe kleur op de bovenkant van de vleugels. De vlinder heeft een bijzondere manier om haar larven groot te brengen nadat de eitjes zijn gelegd. Mieren helpen hierbij een handje.
Voortplanting
Het gentiaanblauwtje is een broedparasiet, net als de koekoek. Ze laat haar jongen grootbrengen door mieren. Eerst legt het vrouwtje haar eitjes op nog gesloten bloemknoppen van de klokjesgentiaan. Na tien dagen kruipen de larven uit de eitjes en laten zich op de grond vallen. Dan komen hun gastouders, zoals de bossteekmier, de larven ophalen en nemen ze mee naar hun nest.
Waarom nemen de mieren larven mee?
De larven van het gentiaanblauwtje ruiken hetzelfde als de larven van de mieren. De mieren zien deze larven voor hun eigen larven aan, terwijl dat helemaal niet zo is! De mieren zorgen voor de larven en beschermen ze. Er is wel een nadeel voor het mierenvolk. De mieren geven de grotere larven meer te eten, zodat deze larven gezonder en sterker worden. Alleen zijn de grote larven de vlinderlarven. Het mierenvolk krimpt omdat het meer energie stopt in de verzorging van de vlinderlarven. De volgende zomer verpoppen de vlinderlarven zich en vliegen ze uit. Dit moeten de vlinders wel snel doen, want de mieren zien de vlinders wel als een vijand in hun nest en vallen deze vlinders aan.