Een Spaanse monniksgier genaamd Carmen, vloog in 2005 in Nederland tegen een trein. De dode gier werd binnengebracht bij Naturalis. Het museum prepareerde de vogel en nam haar op in de collectie. Een monniksgier in Nederland is zeer zeldzaam.
Al eeuwenlang gaan onderzoekers op expeditie om planten en dieren te verzamelen en te beschrijven. Zo ontstaat een beeld van al het leven op aarde en hoe dat door de tijd verandert. De Naturalis-collectie bestaat nu uit maar liefst 42 miljoen voorwerpen, waaronder fossielen, mineralen, schimmels, planten en dieren. Hoe komt Naturalis aan de dode dieren? Welke, vaak bijzondere, verhalen gaan erachter schuil?
Een Spaanse monniksgier genaamd Carmen, vloog in 2005 in Nederland tegen een trein. De dode gier werd binnengebracht bij Naturalis. Het museum prepareerde de vogel en nam haar op in de collectie. Een monniksgier in Nederland is zeer zeldzaam.
Twee Leidse vissers zagen een worsteling tussen een reiger en een piranha-achtige vis. De vis was te breed voor de snavel van de reiger. De vissers joegen de reiger weg en brachten de dode pirapitinga naar Naturalis. Pirapitinga’s leven normaal in het Amazonegebied.
Mensen brengen soms dode dieren naar Naturalis. Niet alleen zeldzame, maar ook alledaagse dieren, zoals koolmezen, egels of eenden. Ze zijn gevonden langs de weg of ze vlogen tegen een raam. Mocht jij een keer een dood dier vinden, dan kun je dat aan Naturalis aanbieden. Het dier moet dan goed bevroren zijn en afgesloten ingepakt, bijvoorbeeld in kranten of bubblewrap. Vermeld de vindplaats, sterfdatum en een telefoonnummer of emailadres erbij voor eventuele vragen. Soms gaan medewerkers van Naturalis zelf naar een vindplaats, bijvoorbeeld als er een walvis gestrand is.
Krijgt elk dier in Nederland een plek in de collectie? Pepijn Kamminga, collectiebeheerder van vogels en zoogdieren, vertelt: “Nee, niet elk dier, huisdieren neemt Naturalis niet op. Verder moeten vindplaats en sterfdatum van een dier bekend zijn. Alleen dan is de verspreiding van soorten door de tijd te bestuderen. Soms krijgen we ook heel veel exemplaren van één soort in een heel korte periode. Ik moet dan kiezen, het liefst hebben we van elke soort in ieder geval één mannetje en één vrouwtje in de collectie.”
De meeste dieren in de tentoonstellingen zijn speciaal daarvoor aangekocht. Veel van de dieren in de collectie zijn vroeger tijdens expedities verzameld door ze te vangen en te doden. Dat gebeurt tegenwoordig niet vaak meer en helemaal niet meer met grote dieren. Gelukkig zijn er tegenwoordig ook andere methoden om soorten te herkennen. Foto’s en DNA geven samen vaak al genoeg informatie voor het beschrijven van een soort. Het DNA komt van veren, poep, haar of andere resten van weefsels. Een plant of dier in zijn geheel meenemen is dan niet nodig.