“De collectie van Naturalis bestaat uit 42 miljoen objecten, waaronder ongeveer een half miljoen vogels en zoogdieren. We hebben van alles: uilen, herten, apen... Sommige dieren zijn al 200 jaar in de collectie, en het is de bedoeling dat alles zo lang mogelijk bewaard blijft. Ik houd de temperatuur van de opslagruimte in de gaten. Als het afwisselend warm en koud is, krimpen de huiden van dieren en zetten weer uit. Hierdoor kunnen ze scheuren. Ook controleer ik of er nog genoeg alcohol in de potten zit en vul bij als dat nodig is. Als er te weinig alcohol in de potten staat, droogt de collectie uit en gaat het schimmelen. Daarnaast maak ik de collectie klaar voor onderzoekers en voor het museum. Ik zoek de dieren bij elkaar die onderzoekers nodig hebben.”
Wat onderzoeken wetenschappers aan jouw collectie?
“Dat is heel verschillend voor de vogels en zoogdieren. Onderzoekers die zich bezighouden met vogels, kijken veel naar de kleuren en patronen op veren. Ze willen daarvoor vaak meerdere vogels van dezelfde soort zien. Soms gaat het om heel kleine dingen: een streepje hier, een stipje daar. Of ze kijken naar een nageltje. Bij de zoogdieren onderzoeken mensen een deel van een skelet dat ze hebben gevonden. Door te vergelijken ontdekken ze van welk dier het is. Onderzoekers kijken ook vaak hoe een diersoort is veranderd in de loop van de jaren. Daarvoor gebruiken ze soms een stukje van het dier om het DNA te onderzoeken.”
Hoe haal je zo’n stukje eraf?
“Ik probeer de schade altijd te beperken. Het gaat gelukkig om kleine stukjes, dus die haal ik weg op plekken waar het niet opvalt. Bij vogels gebruiken we de voetkussentjes aan de onderkant van de pootjes. Die zitten toch vaak raar, een beetje opgekruld. Ik krijg er informatie voor terug, wat de collectie eigenlijk alleen maar waardevoller maakt.”
Wat is jouw favoriete collectiestuk?
“Ik zit ook in het walvissnijteam, dus voor walvissen heb ik een extra zwak. We hebben een schedel van een noordkaper. De schedel is eigenlijk een enorme boog. Het is een zeldzaam exemplaar in de collectie, en dat vind ik erg tof.”
Welke eigenschappen moet je hebben als collectiebeheerder?
“Je moet heel precies kunnen werken. Daarnaast is het belangrijk dat je kunt improviseren. We hebben als museum heel veel handige spullen, maar soms mis je net een bepaald doosje. Dan moet je snel iets kunnen verzinnen. Je moet ook goed groottes van dieren en ruimtes kunnen inschatten, want met zoveel dieren moet je de collectie zo slim mogelijk opslaan. Ook geordend zijn is heel belangrijk. Alle walvissen liggen hier bij de walvissen en alle lijsters bij de lijsters. Als dat verkeerd gaat, dan blijft dat aan me knagen.”
Ben je wel eens iets kwijt?
“Ja, maar dat is altijd tijdelijk. Iets is nooit zoek, het is alleen tijdelijk even niet vindbaar op de plaats waar het moet liggen. Als je onderzoek hebt gedaan aan een dier, moet dat dier natuurlijk weer terug in de collectie. Maar soms duurt je onderzoek langer en heb je niet de tijd om het dier direct weer terug te leggen. Die dieren belanden in een werkkast. Eens in de zoveel tijd ruimen we die kast helemaal uit. En dan vinden we uiteindelijk altijd alles dat we kwijt waren terug!”