Volgens Hans begin je het beste twee uur voor laagwater met zoeken. Je hebt dan alle tijd om naar de waterlijn – de plek tot waar het zeewater komt – te lopen. Langs die laagwaterlijn liggen de kleinste en fijnste schelpjes, zoals tepelhorens, wenteltrapjes en fuikhorens. Soms ook dode krabben. Als je er een heremietkreeft vindt, leeft die meestal nog. Anders dan de krabben, zitten heremietkreeften namelijk veilig in stevige schelpen! Na een oostenwind vind je langs de laagwaterlijn misschien ook ‘zwarte bankjes’. Die grote zwarte plakkaten bestaan vooral uit fossiele tepelhorens, stukken veen en hout. Daarin kun je volgens Hans bijvoorbeeld veel mooie wenteltrapjes vinden!
Waar let je op bij het zoeken?
“Je moet allereerst goed op de wind letten. Die bepaalt wat er aanspoelt”, zegt Hans. Westenwind – die waait van west naar oost, dus van over de zee naar Nederland toe – duwt het zeewater aan de oppervlakte naar de kust en laat wat daar op drijft aanspoelen. Oostenwind – wind die over Nederland naar de zee waait – duwt dat oppervlaktewater juist weg. Daarvoor in de plaats komt zeewater uit de diepte omhoog. Zo spoelen dingen van de zeebodem aan. “Vooral na een zware storm uit oosten of westen is er extra veel te ontdekken,” vertelt Hans. Wind die van het zuidwesten naar het noordoosten waait, blaast het water echter langs de kust. Dan spoelt er bijna niets aan. “Helaas komt dit aan onze kust veel voor. Dan kun je beter thuis blijven. ”
Eb, vloed, eb, vloed, eb… en vloed
Je moet ook goed op eb en vloed letten, meldt Hans, want de waterlijn verandert constant. Als je eens een dag op het strand hebt doorgebracht, heb je gezien dat het zeewater niet de hele dag tot even dicht bij de kust komt. Dat heeft vooral met de maan en een beetje met de zon te maken, die als magneten altijd aan de aarde trekken. Op het vasteland merk je daar niets van, maar het zeewater komt er wel door in beweging. De aarde draait rond en een gedeelte van de dag ‘trekt’ de maan daardoor het water weg van het strand, dat noemen we eb. Na iets meer dan 6 uur staat het water het verst van het strand af, dat moment heet laagwater. Dan lijkt het strand heel groot! Vervolgens wordt het vloed, waarbij het water juist wordt ‘teruggetrokken’ naar het strand. Dan komt het water ver het strand op en lijkt het strand kleiner. Het duurt ongeveer 6 uur tot het hoogwater is. Daarna wordt het weer eb.
Fossielen
Nadat vloed is begonnen, kun je met het weer stijgende zeewater terug naar de kust lopen om onderweg nog een hoop te ontdekken. “Dingen die goed blijven drijven, zoals eieren van haaien, roggen en zeeslakken, en schilden van krabben en inktvissen vind je uiteindelijk vooral langs de hoogwaterlijn. Na de paartijd spoelen die inktvisschilden zelfs met duizenden tegelijk aan. Je vindt daar ook zware voorwerpen zoals grote schelpen.” Ook mensen laten hun sporen na; na een stevige storm telde Hans eens drankflessen van maar liefst 40 verschillende merken. Omdat we zand opzuigen van de zeebodem en dat voor het strand neerleggen om de kust te beschermen, vind je dankzij menselijk handelen ook wel eens fossielen op het strand. Als jij een fossiel vindt en je Hans eens wilt ontmoeten, moet je je fossiel zeker bij Naturalis komen laten zien.