Hoe komen die slakken eigenlijk aan hun schelp? Simpel: ze worden ermee geboren. Jonge zeehuisjeslakken kruipen met een minihuisje uit hun eitje. Het huisje groeit met de slak mee en wordt steeds groter en steviger, totdat de slak volwassen is en niet meer groeit. Gaat een zeeslak dood, dan vergaat zijn zachte lichaam al snel. Het huisje blijft echter nog lang bestaan. De lege huisjes komen andere zeedieren, die niet met een huisje geboren worden, goed van pas. Heremietkreeften gebruiken de schelpen van overleden zeeslakken om hun kwetsbare achterlijf te beschermen. Deze duurzame dieren doen dus eigenlijk al miljoenen jaren aan recycling!
Heremietkreeften hergebruiken schelpen
Veel dieren vluchten of vechten wanneer ze opgegeten dreigen te worden. Slakken zijn echter geen snelheidsduivels of vechtersbazen. Het zachte lichaam van een zeehuisjesslak verdwijnt bij gevaar dan ook snel helemaal in een stevige schelp.
Inktvissen trekken een rookgordijn op
Inktvissen en slakken zijn familie van elkaar: het zijn weekdieren. In tegenstelling tot huisjesslakken hebben de meeste inktvissen geen schelp om hun weke lichaam te beschermen. Dat betekent niet dat ze zich zomaar laten pakken. Wanneer een inktvis door een roofdier wordt bedreigd, spuit hij inkt vanuit zijn inktzak het water in. Inktvissen gebruiken hun inkt op verschillende manieren. Soms blijft de inktvis op zijn plek en omringt hij zichzelf met een grote donkere inktwolk. De aanvaller weet niet meer waar hij moet zijn en gaat ergens anders op zoek naar een maal.
Andere keren zwemt de inktvis razendsnel weg van zijn belager, terwijl hij een kleiner wolkje inkt achterlaat. Dit wolkje heeft ongeveer de grootte en vorm van de inktvis zelf. Onderzoekers denken dat roofdieren hierdoor op het wolkje inkt afgaan, zodat de inktvis zelf veilig kan ontsnappen. Niet alle inktvissen spuiten trouwens inkt. Nautilussen, inktvissen die wel een schelp hebben, hebben geen inktzak.
Slijmprikken vullen emmers vol “snot”
Slijmprikken lijken wel wat op palingen. Deze langwerpige vissen beschermen zich bij gevaar op een opvallende manier: ze scheiden grote hoeveelheden plakkerig slijm uit. Maar welk hongerig roofdier laat zich afschrikken door een beetje (nou ja, veel) slijm? Dat zorgt er toch alleen maar voor dat de slijmprik makkelijker naar binnen glijdt? Wetenschappers vroegen zich dit ook af. Het viel hun op dat slijmprikken wel gegeten worden door vogels en zeezoogdieren, maar bijna niet door vissen. Zo kwamen ze op een idee: het slijm verstopt de kieuwen van roofvissen. Hierdoor kunnen hongerige vissen die een slijmprik beet hebben niet meer ademen en laten ze de slijmprik los.
Maar hoe zorgen slijmprikken, die zelf ook kieuwen hebben, ervoor dat ze zelf niet stikken in hun eigen slijm? Daar hebben ze een truc voor: ze leggen een knoop in hun lichaam en vegen zo al het slijm van zich af!