De bok draagt een gewei. In het eerste levensjaar krijgt hij zogenaamde rozenstokken. Het jaar daarop worden dit twee dikke spiesjes en daarna ontwikkelen de spiesjes zich tot een echt gewei. Elke jaar werpt de bok het gewei af en in vier maanden tijd groeit er weer een nieuw gewei. Zolang de bok gezond is en niet te oud, groeit het gewei. De vrouwtjes hebben geen gewei. Edelherten leven samen in kuddeverband, roedels genaamd. Volwassen hindes en bokken leven niet samen in dezelfde roedels. Hindes vormen roedels met onvolwassen hindes en bokken. Volwassen bokken vormen ook samen roedels. In september verlaten alle mannetjes hun roedels en gaan op zoek naar vrouwtjes. Het is dan bronsttijd.
De bronst
Tijdens de bronsttijd scheiden de hindes een geur af, die de bokken ruiken. Zo weten de bokken dat de hindes vruchtbaar zijn. Voor edelherten start de bronst halverwege september en duurt tot begin oktober. In deze tijd zoeken de bokken de hindes op. De bronst voor een vrouwtje eindigt als zij bevrucht is. Het mannetje gaat door met paren totdat er geen vruchtbare vrouwtjes meer zijn.
De verleiding
Hoe verleiden de mannetjes de vrouwtjes? Dit doen ze door een heel hard geluid te maken, burlen (loeien) genaamd. Zo verzamelen ze allemaal vrouwtjes om zich heen en er vormt zich een roedel. Maar voordat de hindes zich bij de bok zullen aansluiten, moet de bok wel laten zien dat hij de sterkste is! Dit doet hij door te vechten met andere mannetjes. Hierbij gebruiken de bokken hun grote gewei. Als hij wint dan zijn alle vrouwtjes in de groep van hem. Hij bevrucht de hindes en na ongeveer 8,5 maand worden er kalfjes geboren. De kalfjes blijven twee jaar bij hun moeder.