Frietson Galis

skeletonderzoeker
Morgan Hoftijzer, 31 juli 2019

Bijna alle dieren ontstaan uit een bevruchte eicel. Deze eicel ontwikkelt zich tot een babydier volgens een bouwplan. Soms gaat er iets mis in deze ontwikkeling. Dan ontstaan er afwijkingen. Frietson Galis, onderzoeker bij Naturalis, vertelt hoe zij deze afwijkingen onderzoekt.

Ontwikkeling volgens bouwplan

Gewervelde dieren beginnen hun leven als bevruchte eicel. De ontwikkeling tot een babydier gaat gelukkig bijna altijd goed. Dit komt omdat er een bouwplan is. Het bouwplan voor het skelet is voor vrijwel de meeste zoogdieren bijna hetzelfde. Dit bouwplan zorgt er bijvoorbeeld voor dat bijna elk zoogdier zeven halswervels heeft.

 

Wikimedia Commons - Jamesishere | Licentie: CC BY-SA 3.0
Een kat, van het ras Maine Coon (Felis catus), met meerdere tenen.

Afwijkingen

Toch gaat er in de ontwikkeling soms iets mis, een extra teen bijvoorbeeld. Deze verandering lijkt misschien klein, maar heeft veel invloed op de gezondheid van een dier. Dit komt omdat zo’n verandering vroeg in de ontwikkeling gebeurt. Tijdens deze vroege ontwikkeling hangt alles met elkaar samen, waardoor er meer dingen tegelijk veranderen. Eén defect gaat daarom meestal gepaard met andere veranderingen. In bepaalde dierenrassen komen specifieke afwijkingen vaker voor. Zo komen meer tenen vaak voor bij katten van het Maine Coon ras. 

Onderzoek in Naturalis

Iemand die veel over deze afwijkingen weet is Frietson Galis; onderzoeker bij Naturalis. Frietson kijkt naar afwijkingen voor en na de geboorte bij dieren en mensen. Ze is daarbij vooral geïnteresseerd in het bouwplan voor het skelet. Hoe zijn skeletten in de evolutie ontstaan en waarom zijn sommige stappen makkelijker te veranderen dan andere stappen?

 

Hoe onderzoek je afwijkingen?

Om veranderingen in het bouwplan te onderzoeken kijkt Frietson naar skeletten. Voorbeelden zijn een verkeerd aantal halswervels, tenen of ribben. Vaak is het zo dat een afwijking gepaard gaat met andere veranderingen. Daarom bekijkt Frietson altijd het hele skelet, om alle verschillen in het bouwplan te vinden.

 

Petra Sonius | Licentie: CC BY-NC-ND 4.0
Frietson Galis aan het werk

Wat zou jij aan skeletten willen onderzoeken?

Rute Martins | Licentie: CC BY-SA 3.0
Het skelet van de luipaard (Panthera pardus) moet in orde zijn zodat hij goed kan rennen.

Komen afwijkingen bij alle diersoorten even vaak voor?

Nee, niet elke diersoort heeft evenveel afwijkingen. Zo maakt het bij zoogdieren bijvoorbeeld uit hoe snel het dier is. Snelle zoogdieren, zoals cheetahs of luipaarden, hebben weinig veranderingen in hun skelet. Zodra snelle zoogdieren een afwijking hebben, kunnen zij minder snel een prooi kan vangen. Deze dieren hebben een kleinere kans om te overleven. Hierdoor zullen er vrijwel alleen dieren overblijven zonder defecten.

 

Daarentegen hebben langzame zoogdieren, zoals luiaarden, zeekoeien of lori’s, vaker defecten in hun skelet. Bij luiaarden zitten deze vaak in de halswervels. Waarom overleven deze dieren de afwijkingen wel? Frietson legt uit: “Langzame zoogdieren vertonen vaak minder activiteit en hoeven niet te jagen voor hun eten. Dieren met afwijkingen overleven en geven deze afwijkingen door.”

 

Deze luiaard (Bradypus variegatus) hangt hier lekker lui in de boom
Charles J Sharp | Licentie: CC BY-SA 3.0

Voorbeelden in Naturalis

In de collectie van Naturalis vindt Frietson ook skeletten met defecten, zoals de wervels van de wolharige mammoet.

 

Een afwijking bij de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius); de wervels zijn met elkaar vergroeid. Links schematisch weergegeven en rechts een foto.
Joris van Alphen | Licentie: CC BY-SA 4.0

Frietson vindt het onderzoek naar afwijkingen heel belangrijk

“Afwijkingen zeggen niet alleen iets over de activiteit, maar ook veel over de gezondheid van een diersoort. Dit geeft soms een beter beeld van de gezondheid dan ander onderzoek, zoals wanneer er gekeken wordt naar DNA.” 

Petra Sonius | Licentie: CC BY-NC-ND 4.0
Frietson vergelijkt wervels van verschillende soorten met elkaar.