De roofwantsen vormen een familie van wantsen die erg divers is, maar waarvan vrijwel alle soorten geduchte en gespecialiseerde jagers zijn. Aan het einde van zijn poten heeft de witgevlekte roofwants kleverige kussentjes met duizenden kleine haartjes. Daarmee houdt hij zijn prooi goed vast. Hij besluipt de prooi (denk aan rupsen, kevers en kakkerlakken), pakt deze stevig beet met zijn poten en spuit met zijn steeksnuit een giftig speeksel in. Net als bij de reuzenwaterwants heeft het gif een verlammende werking en zorgen enzymen in het speeksel voor een uitwendige voorvertering van de prooi. Dat houdt in dat deze enzymen de binnenkant van de prooi oplossen, de witgevlekte roofwants zijn prooi rustig naar binnen ‘slurpt’ en de rest tenslotte inwendig verteert. De wants gebruikt zijn speeksel op een bijzondere manier ook als afweermechanisme. In het nauw gedreven kan hij, naast steken, het giftige speeksel ook spugen! Dit speeksel reikt soms wel 30 centimeter ver.
Efficiënte jagers
Vleesetende wantsen, zoals de witgevlekte roofwants, spuiten gif waarmee zij hun prooi verlammen. Deze eigenschap zorgt er voor dat zij prooien aan kunnen van allerlei soorten en maten, ook die groter zijn dan zijzelf. Daarnaast is voor roofwantsen hun onstilbare roofzucht een typische eigenschap: zij doden meer prooi dan strikt nodig om zich te voeden. Waarom ze dat doen is niet duidelijk. Deze twee eigenschappen maken de roofwantsen zeer geschikt als biologisch bestrijdingsmiddel tegen verschillende soorten ongedierte die een plaag vormen. Samen met zijn familielid de roodgevlekte roofwants (Platymeris rhadamanthus), wordt de witgevlekte roofwants door Afrikaanse boeren ingezet in kokosnootplantages. Daar vormen de plantenetende neushoornkevers (o.a. Oryctes boas en Oryctes monoceros) namelijk een flinke plaag voor de gewassen! Op deze manier ‘beschermt’ de witgevlekte roofwants de gewassen zonder dat chemische middelen nodig zijn. Slim en milieuvriendelijk!