Na het drinken poept ze een wasachtig papje uit, dat als een soort coconnetje bescherming biedt voor haar en haar toekomstige eieren. Ze is erg kwetsbaar omdat ze een heel zacht lichaam heeft en na verloop van tijd haar zicht, poten en vleugels verliest. De lak van deze luis kan gebruikt worden om schellak te maken. Dat klinkt heel mooi, maar wat hebben mensen daar aan?
Lakschildluizen zijn insecten
Lakschildluizen zijn luizen die op bomen leven. Ze behoren tot de familie Kerridae. Het zijn kleine insecten met een steeksnuitje. Tot op de dag van vandaag worden ze nog steeds gekweekt voor de productie van schellak. Dit is een lak die van bomen wordt geschraapt en daarna verwerkt. Dit gebeurt vooral in India, maar ook in Bangladesh, Thailand en China. Meestal komt schellak van de kleine lakschildluis (Kerria lacca).
Wie niet sterk is…
Schildluizen behoren tot de insectenorde Hemiptera, ook wel snavelinsecten genoemd. Snavelinsecten hebben een steeksnuit waarmee ze zich voeden, zie het als een combinatie van een rietje en een injectienaald. Zodra een vrouwtje van Kerria lacca een goed plekje op een boom heeft gevonden, prikt ze daar haar steeksnuit in en begint ze de plantensappen (floeem) te drinken.
Schellak
Omdat Kerria lacca alleen op sommige bomen leeft, zoals Butea monosperma, worden in India veel van dit soort bomen geplant om de lak van deze schildluis op grote schaal te kunnen oogsten. Dit gebeurt nog steeds, hoewel mensen al honderd jaar ook schellak kunnen maken zonder luizen.
Waar is schellak te zien?
Ook jij kunt de schellak tegenkomen op bijvoorbeeld citrusvruchten en appels uit de supermarkt. Het wordt gebruikt om het fruit mooi te laten glimmen en langer houdbaar te maken, net als bij bonbons en ander snoepgoed. Je herkent de natuurlijke was als E904 op het etiket. Het wordt verder ook gebruikt als dun laagje om aspirines, isolatie van elektra, conservering van fossielen, in de cosmetica of in houtbewerking.