Klein of groot: alles wat leeft gaat dood
Op de Veluwe leven veel planten, dieren en schimmels samen in een leefgemeenschap. Allemaal hebben ze voedsel nodig om te groeien en daarom eten ze elkaar. Neem de eikenboom. Rupsen eten blaadjes van de boom, merels eten rupsen en buizerds eten merels. De buizerd heeft weinig vijanden. Ooit sterft de buizerd, dan eten insecten en schimmels de resten op. Schimmels maken mineralen die de eikenboom weer opneemt om te groeien. Daarmee is de kringloop rond.
Verschillende rollen
Iedereen in de voedselkringloop heeft een eigen taak of rol. Laten we eens kijken naar de rollen in ons voorbeeld. De eikenboom maakt, net als alle ander planten, zelf voedsel. Met zonlicht, water en koolzuurgas maken planten suikers en zuurstof. De suikers gebruikt de boom om te groeien en blaadjes en eikels mee te maken. Een levend wezen dat zelf voedsel maakt, heeft de rol van producent.
Rupsen eten planten, dat zijn planteneters. Merels eten rupsen, maar ook zaden en bessen van planten. Merels zijn dus alleseters. Een buizerd is een vleeseter, die eet alleen dieren zoals kleine vogels, kikkers en muizen. Planteneters, alleseters en vleeseters noemen we consumenten.
Opruimers
Bacteriën, insecten en schimmels zijn afvalopruimers, die heten reducenten. Zij eten dood materiaal. Reduceren betekent kleiner maken en dat is precies wat reducenten doen. Sommige reducenten kun je met het blote oog zien zoals insecten. Andere reducenten zijn zo klein dat je ze alleen onder een microscoop kan bekijken. Bacteriën en schimmels bijvoorbeeld.
Wanneer een dier dood gaat begint het opruimen bijna meteen. Reducenten in het dier zelf gaan eerst zelf aan de slag. Het dier gaat rotten. En dat ruik je! Wat je ruikt zijn de reducenten van het lichaam. Nadat een dier sterft gaan de cellen in het lichaam kapot. Bacteriën in je maag en darmen eten die cellen op. Daarbij komen stinkende gassen vrij. Dat geeft een rotte geur.
Daarna komen andere reducenten, insecten, schimmels en bacteriën helpen om het lichaam op te ruimen. Ze breken dood materiaal in steeds kleinere stukjes totdat er mineralen overblijven. Die mineralen zijn weer bouwstoffen voor de producenten.
Poep is ook belangrijk
Schimmels worden bij hun taak geholpen door insecten en andere ongewervelde dieren die leven in de bodem. Deze diertjes knagen het dode materiaal in stukjes of poepen onverteerd materiaal uit. Poep, haren, huid, nagels, botten, bijna niets is veilig voor de schimmels. Zelfs dood hout wordt door schimmels afgebroken tot mineralen. Alles wordt opnieuw gebruikt, dus afval bestaat niet in de natuur.
Verzameling voedselkringlopen
Op de Veluwe leven nog veel meer dieren en planten en schimmels dan uit het voorbeeld. Denk bijvoorbeeld aan grassen, varens, paddenstoelen, regenwormen, mestkevers, bosmieren, kikkers, hagedissen, bosmuizen, fazanten, konijnen, reeën en zwijnen. Al deze dieren leven samen in verschillende kringlopen in hetzelfde gebied. Samen vormen de kringlopen een voedselweb.