In de stad is het warmer dan er buiten. Daarom leven er veel insecten die van warmte houden, zoals de zuidelijke boomsprinkhaan (Meconema meridionale). Bioloog Roy Kleukers vertelt: “In 1992 werd het eerste exemplaar van deze soort in Nederland gevonden. De zuidelijke boomsprinkhaan komt oorspronkelijk uit een warmer klimaat en is op een bijzondere manier naar Nederland gekomen. De sprinkhaan kan zich erg goed vasthouden en is waarschijnlijk op de buitenkant van een autoruit naar Nederland gelift. Nu is deze soort vooral veel te vinden in steden.”
De grote brandnetel
De grote brandnetel (Urtica dioica) is veel in de stad te vinden. Hij groeit namelijk op plekken waar veel voedingsstoffen zijn. Hondenpoep zorgt voor meer voedingsstoffen in de bodem. Plantenonderzoeker Marco Roos vertelt dat de hoeveelheid voedingsstoffen in de bodem bepaalt welke planten er leven. “Brandnetels waren vroeger zeldzaam. Doordat mensen overal hun honden uitlaten is de bodem rijker geworden. Nu groeien brandnetels overal.”
Riet
Niet alle dieren en planten hebben evenveel last van vervuiling in de stad. Er zijn planten die goed groeien op vervuilde grond of in vervuild water, zoals riet (Phragmites australis). Aan de planten die er groeien kun je dus zien of de bodem schoon is of niet. Riet kan zelfs helpen om vervuild water schoon te maken, door vervuilende stoffen uit het water te filteren.
De toverchampignon
Volgens paddenstoelenexpert Hans Adema doen paddenstoelen het prima in gebieden met veel steen, zoals de stad. “Ze groeien gewoon tussen de straatstenen door zoals de straatchampignon (Agaricus bitorquis). De toverchampignon (Agaricus geesterani) is zelfs zo sterk dat hij door asfalt heen groeit. Ook groeit hij wel eens in gebouwen.”
De bijenwolf
In de stad wordt een stuk grond soms voor lange tijd niet gebruikt. De grond ligt dan ‘braak’. Voor sommige planten en insecten is een braakliggend terrein een paradijs, bijvoorbeeld voor de bijenwolf (Philanthus triangulum). Roy Kleukers vertelt: “De bijenwolf is een graafwesp die zijn nest maakt op braakliggende terreinen. Het vrouwtje vangt en verdooft honingbijen en sleept ze naar haar nest. Hier legt ze een ei op de verdoofde bij. Wanneer de larve uit het ei komt eet hij de (nog levende) honingbij op.”