Van die drie slangen is de kans op een ontmoeting met de ringslang het grootst. Die leeft graag bij het water en komt zelfs af en toe voor op plekken waar mensen wonen, zelfs in de stad. De ringslang is de grootste slang van Nederland en kan wel 130 cm worden. Zoals de naam van de slang al aangeeft, heeft de slang een tekening van een ring in de nek. Hieraan is de ringslang dus gemakkelijk herkennen. Voor de ringslang hoef je niet bang te zijn. Ze bijt bijna nooit en is niet giftig. Ze heeft wel andere trucjes waarmee ze vijanden probeert af te leiden of weg te jagen. Zo kan ze een erg vies ruikende vloeistof uitscheiden. Ook doet ze alsof ze dood is. Hoe zou een aanvaller daarop reageren, denk je?
De adder
De adder is de enige giftige, wilde slang in Nederland. Als ze in een prooi bijt, bijvoorbeeld een muis, spuit ze gif met haar tanden in. Als het een grote prooi is, laat de adder haar prooi weer los. Daarna volgt de adder de geur van haar prooi, tot de prooi sterft door het gif. De adder werkt haar maaltje dan met huid en haar in een keer naar binnen. Voor mensen is een beet zeer pijnlijk, maar bijna nooit dodelijk. Door naar de ogen van de slang te kijken, herken je gemakkelijk een adder. De pupil van de adder heeft namelijk de vorm van een spleet. Terwijl de twee andere Nederlandse slangen een ronde pupil hebben. Ook herken je de adder aan de zigzag lijn op de rug.
De gladde slang
De gladde slang is in Nederland het zeldzaamst. Zij is niet zo snel en is ook niet giftig. Dus ze doet iets anders om aan vijanden te ontkomen. De gladde slang verstopt zich namelijk graag onder bladeren of ander plantenmateriaal. Vanwege haar schutkleur vind je haar dan heel moeilijk. Op de kop van de gladde slang zit een donkere vlek, als een soort kroontje. De naam komt van de gladde schubben. De twee andere slangen hebben op hun schubben een klein richeltje. De gladde slang mist deze richeltjes, daarom ziet de slang er gladder uit.