Een hermelijn jaagt op een veel groter konijn
Marterachtigen
Wezels, hermelijnen, steenmarters, boommarters, bunzingen, otters en dassen. Allemaal zijn het marterachtigen. Deze roofdieren hebben scherpe hoektanden en kiezen waarmee ze vlees in stukken knippen. Vergeleken met andere roofdieren hebben ze een lang lichaam en korte pootjes.
Niet alleen vlees
Sommige marterachtigen zijn eerder alleseters dan pure vleeseters. Zo lust de steenmarter naast muizen, konijnen, kikkers en vogels ook graag bessen, vruchten en eieren. Menselijk afval waar nog wat eetbaars tussen te vinden is, laat hij zich ook graag smaken.
Voordat de wolf terugkeerde, was de das het grootste landroofdier dat in Nederland leefde. Vergeleken met een wolf is een das maar een traag dier. Hij eet van alles. Wanneer het dier op zoek gaat naar voedsel, speurt hij de omgeving af naar fruit, insecten, noten, slakken en aas. Met zijn scherpe klauwen graaft hij naar zijn lievelingskostje: regenwormen.
Wel een echte vleeseter
Nee, dan de hermelijn. Dit diertje eet vooral vlees en is een fanatieke jager. Kleine knaagdieren als muizen en ratten zijn niet veilig voor dit kleine rovertje. Zelfs prooien die veel groter zijn dan de hermelijn zelf, zoals volwassen konijnen, moeten voor het roofdiertje oppassen.
Als je een hermelijn naast een volwassen konijn ziet, dan is het moeilijk voor te stellen hoe het kleine beestje zo’n langoor vangt. Toch lukt het vaak. Een hermelijn zit een konijn net zo lang achterna tot hij er bovenop kan springen. Het roofdiertje bijt het konijn vervolgens in de achterkant van de nek en klemt zichzelf stevig vast met zijn poten. Bij een volwassen konijn is zo’n beet niet meteen dodelijk. De tandjes van de hermelijn zijn niet lang genoeg om belangrijke bloedvaten of de wervelkolom van het konijn te beschadigen. Toch overleeft het konijn de aanval van een hermelijn vaak niet. Wetenschappers vermoeden dat het konijn overlijdt doordat het door de aanval is uitgeput en in shock raakt.
Bloeddorstige moordenaars?
Hermelijnen vangen niet alleen prooien als ze honger hebben. Als ze de kans krijgen, doden ze ook dieren die ze niet meteen opeten. Hermelijnen werden vroeger dan ook als bloeddorstige dieren gezien. Doordat hermelijnen hun prooien in de nek bijten en regelmatig onopgegeten prooien achterlaten, ontstond ook het idee dat hermelijnen alleen het bloed van hun slachtoffers drinken. Het blijkt echter dat hermelijnen vaak terugkeren naar hun nog niet opgegeten prooien, om ze later alsnog op te peuzelen. Het lukt hermelijnen niet altijd om een prooi te vangen op het moment dat ze honger hebben. Door eerder een prooi te doden en te bewaren, zorgen de roofdieren ervoor dat ze ook na een mislukte jacht nog iets te eten hebben.