Een olifant plukt de lekkerste blaadjes uit de boom.
Oudste slurfdier
Het oudst bekende dier met een slurf is Numidotherium. Hij leefde 46 miljoen jaar geleden. Dit olifantje kwam tot je heup. Zijn slurf stelde niet veel voor: het was waarschijnlijk niet meer dan een iets langere neus. Vandaag de dag hebben tapirs ook zo’n kleine slurf.
Grotere slurfdieren
Later werden de olifantachtigen langzaam groter. Hun slagtanden werden langer. Ook de slurf groeide mee. Amebelodon britti, bijvoorbeeld, had een slurf die niet heel lang, maar ook niet kort was. Hij leefde 7 tot 5 miljoen jaar geleden. Deze olifant werd tot wel drie meter hoog. Zijn slagtanden waren erg vreemd. Hij had er namelijk vier, waarvan er twee recht naar voren uit zijn onderkaak staken. Wetenschappers denken dat hij die gebruikte als een
grote schep. Misschien ontstonden de grote slagtanden van de olifant tegelijk met de slurf. Zulke tanden zitten behoorlijk in de weg als je van de grond moet eten. Een lange bovenlip of neus is dan handig. Hoe langer de slagtanden werden, hoe langer de slurf. Dat zie je ook bij Amebelodon britti. Zijn slurf past bij de lengte van zijn slagtanden.
Superhandig!
De slurf bleek opeens heel handig. Nu konden de olifantachtigen op de grond naar voedsel zoeken. Ze hoefden dan niet hun kop naar beneden te buigen. Met je kop naar beneden ben je kwetsbaarder. Kijk maar naar een giraffe, die ver naar beneden moet buigen om te drinken. Behoorlijk onhandig. Bovendien zie je gevaar minder snel aan komen. Met een slurf konden olifantachtigen de grond afspeuren én ondertussen goed in het rond kijken.
Hap slik weg
Er zijn ook wetenschappers met een ander idee. Olifanten zijn reusachtig. Dat grote lichaam heeft veel voedsel nodig. Maar een olifantenmondje neemt alleen maar kleine hapjes. De oplossing: met een slurf proppen olifanten moeiteloos veel bladeren in hun mond. Ze kunnen dan ook heel precies de sappigste blaadjes plukken. Zo onderhouden ze dat grote lijf!