Leven in een groep geeft veiligheid. In de groep kun je makkelijker alarm slaan, of vijanden wegjagen door te dreigen of te verwarren. Een kudde buffels is bijvoorbeeld sterker en dreigender dan een buffel alleen. Als een roofdier de kudde aanvalt, staan de buffels dreigend met hun hoorns klaar. Vaak loopt het roofdier dan weg, of raakt hij zelfs gewond. Verwarring zaaien werkt ook goed. Vissen in een school zwemmen snel door elkaar en glinsteren in het licht. Het roofdier raakt hierdoor in de war. Omdat er zoveel vissen zwemmen is de kans dat je gepakt wordt kleiner. Soms worden taken verdeeld. In een groep stokstaartjes houden wachters de omgeving goed in de gaten. Als er een roofvogel aankomt, slaan ze alarm. De andere stokstaartjes kruipen dan zo snel mogelijk hun hol in.
Voedsel
Ook voedsel brengt dieren samen. Zonder samen te werken verzamelen dieren bij een voedselbron. Zoals bij een plas in een droge omgeving, of bij een stuk grasland tussen de bossen. Maar samenkomen voor voedsel kan ook gevaarlijk zijn, want waar veel prooidieren samenkomen, liggen roofdieren op de loer. Leeuwinnen, wolven en hyena’s jagen in groepen op prooidieren. Ze werken samen om het zwakste prooidier in een hoek te drijven. Daarmee vergroten ze de kans op een succesvolle jacht. Een kolonie mieren werkt ook samen om voedsel te verkrijgen. Als ze voedsel vinden laten ze een geurspoor achter. Hulptroepen komen gelijk in actie om samen het voedsel naar het nest te tillen.
Voortplanten
Een derde reden voor dieren om bij elkaar te komen is om voort te planten. Soms zien de partners elkaar heel kort. Andere dieren leven in een harem. Dat is een mannetje met een hele groep vrouwtjes samen. Dit gedrag komt in het hele dierenrijk voor: van apensoorten, vogels, insecten, vissen tot reptielen. Een mannetjes-zeeleguaan leeft samen met ongeveer vijf vrouwtjes. De vrouwtjes worden beschermd door de man. Het mannetje kan meerdere vrouwtjes bevruchten. Een win-win situatie. Dacht jij dat vijf vrouwtjes veel zijn? De zee-olifant leeft met wel meer dan vijftig vrouwtjes samen.
Verplaatsen
Vogels, zoals ganzen, verplaatsen zich vaak in een groep. Ze vliegen dan in een zogenaamde V-formatie. Als een vogel met zijn vleugels slaat komt er een kleine luchtstroom. De vogel daarachter kan de luchtstroom gebruiken om makkelijker te vliegen. Zo kost het minder moeite om vooruit te komen. De voorste vogel vangt de meeste wind en heeft dit voordeel niet. Gelukkig wisselen ze regelmatig van plek. Zo kan iedereen wat rust pakken tijdens een lange vlucht. Sommige dieren verplaatsen in één keer met zijn allen naar een ander leefgebied. Zoals de rode krab van Kersteiland in Australië. Vlak voor het regenseizoen trekken de krabben vanuit het bos richting de kust. Daar paren ze en leggen de vrouwtjes hun eitjes. De groep is zo groot dat de wegen en stranden rood kleuren. Er zijn zelfs speciale bruggen gemaakt om de krabben te laten oversteken.
De vier V’s
Er zijn dus allerlei redenen waarom dieren voor een korte of langere tijd in een groep leven. Je kunt ze onthouden als de vier V’s: veiligheid, voedsel, voortplanten en verplaatsen.