Behalve kikkers en padden, behoren ook salamanders en wormsalamanders tot de amfibieën. Er zijn bijna 8.000 soorten amfibieën bekend, met kikkers en padden in de grote meerderheid. Amfibieën zie je altijd in een natte omgeving. Ze leggen hun eitjes in water. De eitjes (bij kikkers heten die kikkerdril) hebben een zachte schaal en drogen snel uit. Dat is dodelijk voor het kleintje in het ei. Ook de huid van amfibieën kan niet zonder vocht. Waarom?
Niet waterdicht
Een kikker heeft geen schubben, zoals vissen of reptielen. Zijn huid is dun, glad en slijmerig en er lopen veel bloedvaten doorheen. Deze bouw maakt de kikker niet waterdicht. Er gaat water door zijn huid naar binnen en ook zuurstof. Het dier drinkt en ademt - behalve met zijn longen - ook met zijn huid, maar dan moet hij wel in de buurt van water blijven. Een droge kikkerhuid werkt niet. Kikkers gebruiken slijm als vochtinbrengende dag- en nachtcrème. Ze blijven zoveel mogelijk uit de zon. Denk daar maar eens aan als kwakende kikkers je ‘s nachts uit je slaap houden.
Slijm of wratten
Bij sommige kikkers bevat de huid een sterk gif, schadelijk voor het zenuwstelsel. Bekende voorbeelden zijn pijlgifkikkers. Andere kikkers scheiden slijm af die de huid prikkelt van degene die hem aanraakt, alles om zich te verdedigen. Padden hebben geen gladde huid, maar juist bobbeltjes die op wratten lijken. Het zijn klieren die de pad onsmakelijk maken. Vanwege het pokdalige uiterlijk denken sommige mensen dat je wratten krijgt wanneer je een pad aanraakt. Dat is niet waar; bij de mens veroorzaken virussen wratten en de ene mens besmet de andere. Dankzij hun dikkere huid zijn padden minder afhankelijk van water dan kikkers.
Waarom leven amfibieën niet in zee?
Amfibieën vind je in allerlei omgevingen met water, zolang het maar zoetwater is. Zoetwater is al het water in rivieren, plassen, sloten of meren. Wetenschappers denken dat amfibieën zijn ontstaan uit visachtige voorouders met stevige vinnen, die in zoetwater leefden. De vinnen ontwikkelden zich tot poten. Zet je bijvoorbeeld een kikker in zee, dan is de doorlatende huid dodelijk. De zee is zouter dan de kikker. Zout trekt water aan. Dat heb je vast weleens gemerkt als je erg zout eet: je krijgt dorst. Omdat water door de kikkerhuid niet alleen naar binnen kan om te drinken, maar ook naar buiten, stroomt zijn lichaamsvocht weg. De kikker droogt uit en sterft. De Zuidoost-Aziatische krab-etende kikker heeft een oplossing voor dat probleem gevonden. Door zijn plas op te houden voor een juiste zoutbalans, overleeft hij in kustgebieden met brak (half zoet, half zout) water.
Sterk water
Ook na hun dood moeten amfibieën vochtig blijven, als je ze voor de wetenschap wilt gebruiken. Dat weet Esther Dondorp, collectiebeheerder bij Naturalis. Daar zijn wel 15.000 amfibieën in de museumcollectie. “We bewaren amfibieën bijna allemaal op sterk water,” vertelt ze. “Reden is dat daardoor de huid en andere uiterlijke kenmerken goed zichtbaar blijven. Dat is nodig om de dieren te kunnen bestuderen.”