In Nederland groeien ook aronskelken, al zijn deze niet zo opvallend als de reuzenaronskelk. Alle aronskelken hebben een bloeiwijze met een bloeikolf en een schutblad, maar deze kan verschillende kleuren hebben. Ook verschilt het per soort hoe lang hij bloeit. Alle aronskelken proberen insecten te verleiden met geur, maar niet alle soorten stinken of worden warm. In het bos kun je bijvoorbeeld de gevlekte aronskelk tegenkomen, met een lichtgroen schutblad. Ga zelf eens op zoek naar deze aronskelk. Vind jij de bloem stinken? Pas wel op, de plant is giftig en mag je niet eten!
Het leven van een reuzenaronskelk
De reuzenaronskelk groeit in de regenwouden van Sumatra, een eiland van Indonesië. De plant heeft een grote knol met wortels in de grond. Daaruit groeit ieder jaar één enorm vertakt blad, dat eruit ziet als een boompje. Met dit blad probeert de plant zoveel mogelijk zonlicht op te vangen. Het blad sterft al na één of twee jaar af en alle energie van de plant zit dan in de knol opgeslagen. De plant is in rust. Na de rustperiode groeit er uit de knol weer een nieuw blad, of een opvallende bloeiwijze. De bloeiwijze bestaat uit een enorme bloeikolf en een paars schutblad. Onderaan de bloeikolf zitten een heleboel kleine bloemetjes verscholen achter het schutblad. De bloeiwijze bloeit maar één nacht en verspreidt dan de geur van rottend vlees.
Verleiden als een reuzenaronskelk
Aaskevers en vliegen komen af op dode lichamen van dieren, om hiervan te eten en hun eitjes te leggen. Door een geur van rottend vlees te verspreiden, trekt de reuzenaronskelk aaskevers en vliegen van alle kanten aan. De geur wordt versterkt omdat de bloeikolf warm wordt en daarbij infrarood licht afgeeft. Infrarood licht zien mensen niet, maar insecten wel. Ook vormt de bloem waterdruppeltjes, die insecten goed kunnen gebruiken in de warme omgeving. Hoe kun je als aaskever of vlieg al deze verleiding weerstaan?!
Bestuiving van de reuzenaronskelk
De insecten volgen de geur tot ze de bloemen onderaan de bloeikolf hebben gevonden. Deze bloemen zijn mannelijk of vrouwelijk en hebben meeldraden of stampers. De meeldraden zijn de mannelijke geslachtsdelen van een plant, de stampers de vrouwelijke. Totaal in de war zullen de insecten tegen de meeldraden aanvliegen en zo stuifmeel op hun lichaam meedragen naar de volgende reuzenaronskelk. Hier vliegen ze tegen de stampers aan, waardoor het stuifmeel op de stamper terecht komt. De bloemetjes zijn dan bestoven. Bestuiving leidt tot de vorming van rode bessen met daarin zaden. De zaden zijn het nageslacht van een plant. Zo zorgen de aaskevers en vliegen ervoor dat de reuzenaronskelk nageslacht krijgt.