Slijkspringers gaan verrassend snel op hun prooitjes af (vanaf 1:15)!
Springend in het slijk
Ontmoet de slijkspringer. Deze vis (ja, dat is het!) is goed aangepast aan het leven buiten het water. Slijkspringers heten zo omdat ze vaak op modderige oevers (oftewel: slijk) te vinden zijn en flink rondspringen. Dat doen ze onder andere om aan roofdieren, zoals vogels, te ontkomen. Slijkspringers bewegen zich mede dankzij hun sterke voorpootvinnen heel soepel over het land. Zodra ze iets lekkers zien, een insect, een worm, een krabje of een kreeftje bijvoorbeeld, schieten ze er razendsnel op af.
Er zijn verschillende soorten slijkspringers. Sommige slijkspringersoorten zijn bijna de hele dag op het land te vinden, terwijl andere soorten meer tijd in het water doorbrengen.
Hoge ogen
De ogen van slijkspringers staan opvallend hoog op hun kop. Dit helpt ze om op het land meer van hun omgeving te zien. De vissen hebben geen oogleden, dus knipperen met hun ogen lukt niet. Om te voorkomen dat hun ogen uitdrogen, trekken ze hun ogen op stokjes af en toe helemaal in om ze te bevochtigen.
Je hebt vast wel eens met je ogen open onder water gezwommen. Is het je opgevallen dat je onder water niet scherp ziet? Onze ogen zijn aangepast aan scherp zien boven water. Vissen zien normaal gesproken natuurlijk juist goed onder water. Zo niet de slijkspringersoorten die bijna hun hele leven op het land doorbrengen: zij zien beter boven water. Dat moet ook wel: met hun ogen sporen ze op het land prooidiertjes op en houden ze roofdieren in de gaten.
Ademen
Vissen op het droge houden het normaal gesproken niet lang uit. Met hun kieuwen ademen ze prima onder water, maar boven water stikken ze snel. Slijkspringers voelen zich prima buiten het water. Ze hebben wel kieuwen, maar ademen op het land vaak door hun huid, hun mondholte en keel. Sommige soorten slijkspringers nemen een hap water mee wanneer ze aan land gaan. Uit dit water halen ze zuurstof. Er zijn ook slijkspringers die juist een hap lucht meenemen als ze het water in duiken!
Waarom het water uit?
Het is voor vissen een hele uitdaging om (deels) op het land te leven. Op het land moeten ze lucht ademen, drogen ze snel uit en krijgen ze te maken met onbekende roofdieren, zoals vogels. Hoe komt het dan dat er vissen zijn die zich hebben aangepast aan het leven buiten het water? Martin Rücklin, onderzoeker bij Naturalis: “Vissen die lucht ademen overleven waar andere vissen dat niet kunnen. Vissen op het land hebben minder last van competitie en van roofdieren die in het water leven.” En hoe zit dat precies bij slijkspringers? Naturalis-onderzoeker Martien van Oijen denkt niet dat de voorouders van de slijkspringers op het land ontsnapten aan roofdieren: “Veel vogels eten graag slijkspringers. Wat dat betreft zijn ze er bepaald niet op vooruitgegaan.” Martin en Martien vermoeden dat voedsel een rol speelde. Martin: “Op de modderige oever vinden slijkspringers voedsel dat niet door andere vissen wordt opgegeten.”