Vliegen is zwaar
De lichamen van vogels en vleermuizen zijn allebei aangepast aan het vliegen. De botten van zowel de vogel als de vleermuis zijn veel steviger dan die van de mens. Menselijke botten zijn niet stevig genoeg om mee te vliegen. Daarnaast hebben vogels en vleermuizen sterkere spieren. Vogels hebben flinke borstspieren waardoor ze hun vleugels lang en krachtig kunnen bewegen. Een vergroot borstbeen zorgt ervoor dat deze spieren stevig vastzitten. Ook de vleermuis heeft sterke spieren, maar deze zitten vooral in de vleugel zelf. Het belangrijkste voor vliegen? Vleugels natuurlijk!
De vleugels van vogels
De botjes van de vingers en handen zijn bij vogels samengesmolten, waardoor er één sterke vinger ontstaat. Enkel in de voorkant van de vleugel zit bot, alles dat naar achteren uitsteekt, zijn veren. De vleugels van vogels zijn bedekt met verschillende soorten veren. De veren die belangrijk zijn voor vlucht, zijn lang en stevig. Deze veren heten de pennen. In de staart zitten de staartpennen nodig om te sturen, kracht zetten en remmen. In de vleugels zitten de slagpennen. Deze pennen houden de lucht onder de vleugels. Zonder slagpennen zouden vogels niet kunnen vliegen. Er zijn veel verschillende soorten vogels die allemaal verschillend vliegen.
De vleugels van vleermuizen
De vleugels van vleermuizen zijn anders dan die van vogels. Ze hebben lange, losse vingers en de rest van de arm is korter. Halverwege de vleugel zit de pols. Tussen de vingers zit een vlies, dat doorloopt tot aan de achterpoten. Dit vlies vormt de vleugel, vleermuizen hebben dus geen veren! De vingers kunnen net als die van ons los van elkaar worden bewogen. Het hebben van losse vingers zorgt voor veel beweeglijkheid in de vleugels. Het vlies is dun en scheurt vrij gemakkelijk. Gelukkig groeit het dan gewoon weer terug!
Al die aanpassingen aan het lichaam om te vliegen, dat doen we ze niet zo snel na. Helaas, onze droom om te vliegen komt voorlopig niet uit.