Veel zoogdieren waren heel goed in het ontwijken van grotere roofdieren. Maiopatagium bijvoorbeeld, uit het late Jura. Hij leefde in de bomen. Als hij werd bedreigd, nam hij een grote sprong en spreidde de huid tussen zijn poten. Net vleugels. Zo zweefde hij naar een andere boom, en liet het roofdier achter.
Zaadeters
Eigenlijk hadden de zoogdieren het goed voor elkaar. Als zoogdieren net zo groot werden als dino’s, moesten ze hetzelfde voedsel eten. Dan maakten ze weinig kans. Dus: eten wat dino’s niet eten! Zaden bijvoorbeeld. Een grote dino kan nooit genoeg zaden eten om in leven te blijven. Maar een klein zoogdiertje wel.
Er waren heel veel soorten zoogdieren die zaden aten, net als de knaagdieren vandaag. Een belangrijke groep waren bijvoorbeeld de multituberculaten. Die leken een beetje op eekhoorns.
Insecteneters
Veel andere zoogdieren uit die tijd maakten gebruik van een andere voedselbron: insecten. Ze ontwikkelden gebitjes die in staat waren om de pantsers van insecten open te knippen of om sappige larven tussen hun kiezen te vermalen.
Fruitafossor, die leefde in het late Jura (200-145 miljoen jaar geleden), at bijvoorbeeld termieten. Dat zijn insecten die lijken op grote, witte mieren. Ze bouwen stevige heuvels als nesten.
Fruitafossor trok die termietenheuvels open om bij zijn voedsel te komen. Dat is zwaar werk. Fruitafossor had dus heel sterke armen. Daarom hebben onderzoekers Fruitafossor een bijnaam gegeven: Popeye!
Dino-eters
Wat was dan het allergrootste zoogdier in de dinotijd? Repenomamus! Hij was zo groot als een hond. Misschien vind je dat nog steeds heel klein. Maar Repenomamus was wel groot genoeg om dinokuikens te eten. Meestal aten de dino’s de zoogdieren, maar bij Repenomamus waren de rollen dus omgedraaid. Tenminste, als hij zelf niet werd opgegeten door de grote ouders van de dinokuikens!
Onze voorouders
Toen de dino’s uitstierven aan het eind van het Krijt (65 miljoen jaar geleden), kregen de zoogdieren plotseling alle ruimte. Ze evolueerden razendsnel. Nu de dino’s waren verdwenen, werden de zoogdieren groter. Uit die kleine zoogdiertjes uit de dinotijd ontstonden olifanten en leeuwen, vleermuizen en walvissen. Zo ook de mens.