De interstitiële fauna heeft zich volkomen aangepast aan het leven ondergronds. Om te beginnen is het daar pikdonker, ogen zijn daar dus helemaal niet nodig. In de duisternis zijn ook kleuren overbodig. De beestjes bezitten wel extra lange tastzintuigen om in het donker goed te voelen waar ze heen moeten, hun vijanden kunnen ontwijken, hun eten (dood organisch materiaal) én elkaar vinden. Ze hebben een slanke bouw, zo kunnen ze zich makkelijker door de zandkorrels voortbewegen.
Inter...wattes?
In het bodemwater van het zand wonen heel kleine dieren, sommige zelfs tien keer kleiner dan een millimeter. Dat moet ook wel, want om tussen de zandkorrels te leven moet je wel heel klein zijn. Deze groep dieren heten ‘interstitiële fauna”. Interstitiële betekent in het Latijn “tussen structuren”. Je spreekt het uit als “interstietjeele”. Fauna betekent ‘dierenrijk’. Deze diertjes zijn niet alleen heel klein, ze hebben ook nog eens de meest aparte vormen. De manier waarop ze leven met al die verschillende vormen is heel interessant. Hier bij Naturalis doen we onderzoek naar deze bizarre groep. Leven ze bijvoorbeeld graag in fijn zand of juist in grof zand?
Waarom leven deze dieren ondergronds?
Onder de grond zijn de leefomstandigheden veel stabieler dan daarboven. Als de zon schijnt wordt het bijvoorbeeld al snel heel warm op het strand. Als je dan een kuiltje graaft is het zand eronder nog lekker koel. Heb je bijvoorbeeld je ijsje wel eens laten vallen op het strand? Het bovenste laagje zand wordt dan vies en plakkerig, maar iets dieper merken de diertjes daar niks van. De interstitiële fauna heeft het voordeel dat het van al die snelle veranderingen niks merkt. Daarnaast hebben de beestjes minder last van roofdieren.
Op expeditie
Afgelopen februari is Ton Weber voor Naturalis naar Curaçao (een eiland in de Caribische zee) afgereisd om onderzoek te doen naar interstitiële fauna. Niet naar de hele groep, maar de kreeftachtigen in het bijzonder. Een paar voorbeelden hiervan zijn roeipootkreeftjes (Copepoda), vlokreeftjes (Amphipoda) en pissebedden (Isopoda). Dit deed hij op de zandbodem van de koraalriffen daar, op wel 18 meter diep. Van vorige expedities was wel bekend welke beestjes er zaten, maar van hun leefomgeving was niet veel bekend. Met andere onderzoekers zijn we dagelijks naar de zeebodem gedoken en hebben we zandmonsters gehaald. In het laboratorium hebben we de beestjes uit de monsters gefilterd en ze onder de microscoop bekeken. Uit alle verzamelde gegevens kunnen we concluderen dat de meeste interstitiële kreeftachtigen in grof zand leven. Daarnaast waren de meeste dieren te vinden in ondiep water. In totaal hebben we meer dan 7000 interstitiële kreeftachtigen toegevoegd aan de collectie van Naturalis voor vervolgonderzoek!