In een plastic zak in de vriezer
De meeste dode dieren die Naturalis krijgt, komen van mensen die ze vinden. Vaak gaat het om vogels die bijvoorbeeld tegen een raam zijn gevlogen. Of dieren die door een kat zijn gevangen. “We hebben ook contacten met dierenasiels en verenigingen die dieren tellen, zoals Sovon. Maar de meeste dieren krijgen we van toevallige vinders” vertelt Becky. Vind je een dood dier, stop het dan in een plastic zakje en schrijf hier de vindplaats, de datum en je naam op. Leg hem dan gelijk in de vriezer, om ervoor te zorgen dat het dier niet gaat rotten. Becky lacht: “Die plastic zak is heel belangrijk. Als je hem invriest zonder plastic zak, dan wordt het dier droog. Net als een oude pizza in de vriezer. In een plastic zak blijft het dier heel lang goed!”
Eerst meten, dan snijden
Het eerste dat Becky doet is meten. Van een dode koolmees op de prepareertafel meet Becky de lengte van de snavel, poten en vleugels en schrijft dat op een speciaal formulier. Dan snijdt ze met een scherp mesje van net onder het borstbeen bijna tot aan de staart. Ze maakt de huid los van het lichaam. “De veren zitten vast in de huid. Die vallen er dus niet af als ik de huid losmaak”, legt Becky uit.
Moeilijke stukken: poten, staart en schedel
Nu is het de kunst om de huid los te halen van het lichaam. Sommige stukjes blijven aan de huid zitten, zoals de poten. Becky snijdt het lichaam van binnen los van de huid, net onder de knie. Zo blijven de pootjes vastzitten aan de huid. Dat doet ze ook in de staart. “De lange staartveren groeien uit vanaf het staartbeen, dus ook dat moet blijven zitten. De rest knip ik los.” Als de huid los is bij de staart en de poten, pakt Becky de huid vast en trekt deze omhoog tot de vleugels. “Eigenlijk een beetje alsof je een trui over je hoofd uittrekt.” vertelt Becky. “Ik haal de ogen uit de oogholtes. Dan is het even puzzelen. Een deel van het hoofd snijd ik los, maar de snavel van het vogeltje willen we aan de huid laten zitten. Ik maak de schedel van achter open en haal de hersenen eruit.” Wat overblijft is een lege huid met uitsteeksels: vleugels, staart, poten en een snavel.
Informatie verzamelen
Voordat Becky het lichaam weggooit, haalt ze er een stukje zo groot als een vingernagel af. Ze stopt het in een buisje met alcohol om het DNA te bewaren. Becky snijdt de maag open om te kijken wat het vogeltje als laatste heeft gegeten. Ook schrijft ze op of het een mannetje of een vrouwtje is en of het een jonkie is of een volwassen vogel. Als ze weet hoe hij is overleden schrijft ze dat ook op.
Schoonmaken en opvullen
Dan vult ze de vogel op en maakt ze hem klaar voor de collectie. Hij hoeft niet levensecht te worden opgezet, maar juist zo geprepareerd dat alles zichtbaar is. “Daarom snijd ik één van de vleugels af en spreid die helemaal uit. Ik noem het straks ook geen opgezet vogeltje, maar een balg.” legt Becky uit.
Ze maakt de huid schoon met afwasmiddel en föhnt hem droog. Daarna stopt ze de huid van de koolmees vol met kapok, een soort katoen. In de oogkassen komen watten. Om het lichaam stevig te maken, stopt Becky een satéprikker in het lichaam, tot net in het hoofd. In de vleugel die nog aan de huid vastzit, rijgt ze ijzerdraad. Als laatste naait Becky het lichaam weer dicht en zet ze het vogeltje, samen met de losse vleugel, vast op een plank. Voordat de balg in de collectie mag, moet hij twee weken drogen en daarna nog twee weken in een vriezer om te ontsmetten. Ten slotte krijgt hij een label en kan hij in de lade bij de andere koolmeesbalgen.
250 dieren per jaar
Becky prepareert zo’n klein vogeltje in een uur. Een groter dier, zoals een bever, kost al snel een paar dagen. “Ik ben natuurlijk niet de hele week alleen maar bezig met prepareren.” zegt Becky. “Maar mijn doel is om 250 dieren per jaar te prepareren.”