Onze bodem was in de ijstijd meters diep bevroren. Hier en daar kwelde grondwater door scheuren van onder deze bevroren bodem omhoog. Het kwelwater bevroor in de koude grond tot een ijsklont of pingo. Door nieuw kwelwater groeide de klont tot soms tientallen meters doorsnede. De ijsklont duwde de bodem omhoog en opzij.
In de nieuwe, warmere tijd smolt de ijsklont. Er bleef een gat over, dat zich met water vulde. Het Uddelermeer is een overblijfsel van een pingo.
Scheuren in de bevroren bodem
Zwerfstenen
In Drenthe liggen op zandige gronden reuze stenen. Nergens bergen, nergens grote rivieren. Hoe komen deze keien in Drenthe? In het Saalien schuurden tot enkele kilometers dikke gletsjers in Noord-Europa over de bergen. Het ijs brak rotsblokken af en sleurde ze mee. Aan de bodem van de gletsjer vermorzelden de rotsblokken tot zand en leem. Het landijs reikte tot aan de lijn Haarlem naar Nijmegen. Hier smolt in de zomer het ijs. Leem, zand, grind en keien bleven achter. Mensen bouwden later van deze zwerfkeien grafkelders en begroeven hier hun doden: hunebedden heten ze. Hunebedden liggen op de Hondsrug in Drenthe. De Amersfoortse kei is ook zo’n zwerfkei meegereisd met het gletsjerijs uit Noord-Europa.
Stuwwallen
Klif en kei zijn resten uit de ijstijd. Het oprukkende ijs duwde de bodem op en vormde een stuwwal. Bovendien liet het ijs daarop een laag taai keileem achter. Die stuwwal uit de laatste ijstijd in Gaasterland eindigt plots steil in het IJsselmeer. Golven hebben de taaie lemen wal steil afgeslagen, maar niet weggespoeld.
Op de gedenkzwerfkei staat de tekst leaver dea as slaef, liever dood dan slaaf. In 1951 werd dit monument gemaakt ter herinnering aan de Slag bij Warns in 1345.
Donken
Een donk is een rivierduin. Toen Noord-Nederland met ijs bedekt was vloeide rivierwater door een kale, ijskoude poolwoestijn. IJs en rivieren namen zand mee. De wind stoof het zand op tot duinen. Later zetten de Rijn en Maas klei af op het zand, maar niet over de hoge duinen. Nu zijn de hoge zandduinen stevige donken waarop dorpen zijn gebouwd. De donk-dorpen (Maasdonk, Asdonk, Hazeldonk etc.) liggen hoog en droog zichtbaar in het land van Maas en Rijn.
Oerstroomdal
Aan de zuidzijde van het landijs duwden gletsjers grond opzij.
Brede dalen vormden zich. Ook het smeltwater van de gletsjers verdiepte de dalen.
Nadat het landijs weg smolt bleef een breed dal over. Door zo’n oerstroomdal stomen nu kleinere rivieren. De Eem in Utrecht, de Aa en de Hunze in Drenthe en de Overijsselse vecht lopen nu door die brede dalen. De Gelderse Vallei is ook een oerstroomdal.