Niet alle angels zijn hetzelfde. Ze blijven veranderen, dat heet ‘evolutie’. Honingbijen hebben bijvoorbeeld angels met kleine weerhaakjes. Hiermee blijven ze langer in hun slachtoffer steken en pompen ze er meer gif in. Enkele mieren- en wespensoorten hebben dat ook. Best zeldzaam, want de meeste angels zijn glad. De haakjes hebben ook een nadeel. Na het prikken van een vogel of zoogdier, verliest een honingbij haar angel en sterft. Behoorlijk riskant dus, zo’n angel. Misschien maar goed dat wij hem niet hebben. Gelukkig hebben wij dan ook de luxe dat niemand per ongeluk op ons gaat zitten of staan.
Zij hebben er een
Wespen en bijen, waaronder hommels, hebben hem. Ook sommige mieren zijn ermee gezegend. Samen zijn ze benoemd tot de onderorde van ‘angeldragers’. Maar er is iets geks. Niet alle angeldragers hebben een angel! De reden is simpel: de angel is ontstaan uit de legbuis om eieren te leggen. Vandaar dat alleen vrouwelijke dieren een angel hebben.
Spuitje met gif
Een angel is een gifoverdragend steekorgaan. Hij is puntig, scherp en dun. Er zit een gaatje in en een buisje. Achter de angel zit de gifblaas met daarachter de gifklier. De angel is als een injectienaald om gif te injecteren. Het is een intrekbaar wapen. Niet altijd zichtbaar, maar in een flits te voorschijn te toveren. Bij wespen en mieren vooral als ze een prooi verlammen. Bij bijen tijdens de verdediging van hun nest of hun leven.
Wieg van de angel
Hoe is de angel ontstaan? Angeldragers stammen waarschijnlijk af van een sluipwespachtige voorouder. Een sluipwesp is een wesp die haar eitjes legt in een dier, bijvoorbeeld een spin, bladluis, kakkerlak of vlieg. Dat doet ze met haar legboor of legbuis.
Net als bij sluipwespen, stak de voorouder van de angeldragers haar legboor waarschijnlijk in een ander dier. Ze injecteerde daarmee een gif dat het dier tijdelijk verlamde, waarna er een ei op of in werd gelegd. Bij sommige insecten veranderde de legboor door de tijd in een steeds beter steekwapen. Hij werd puntiger, smaller, sterker. Een perfect injectiespuitje, maar minder geschikt om eitjes mee te leggen. Vandaar dat de eieren een nieuwe uitgang kregen, de ‘genitale opening’. Dat is hetzelfde gaatje waarin de zaadjes van het mannetje terecht komen.