Mens en chimpansee hebben wel een gezamenlijke voorouder. Die voorouder, ook een primatensoort, leefde ongeveer 6 miljoen jaar geleden. Deze splitste zich op in twee groepen die geïsoleerd van elkaar raakten. De ene groep ontwikkelde zich tot wat nu een chimpansee is. Het andere deel ontwikkelde zich tot mens. Gedurende die laatste 6 miljoen jaar hebben er verschillende mens- en chimpansee-achtigen geleefd. Zie ook de figuur hiernaast.
Veel soorten
Over de hele wereld leven er ongeveer vierhonderd primatensoorten. De een lijkt meer op de mens dan de ander. Je kunt de primaten grofweg onderverdelen in halfapen, apen, mensapen en de mens. Halfapen (zoals de ringstaartmaki) lijken het minst op ons, terwijl mensapen het meest op ons lijken. Hoe zien we dat? Halfapen hebben bijvoorbeeld kleine hersenen, een echte snuit en kunnen niet op twee poten staan. De (mindere) mensapen zijn over het algemeen groter dan andere apen, hebben een grotere herseninhoud, een platter aangezicht (minder snuit) en missen een staart. Daarmee lijken ze op de mens. De chimpansee is zo'n mensaap, maar wij stammen niet van hem af. We moeten de mensapen dan ook niet zien als onze voorouders, maar als neven.
Lopen en klimmen
De ontwikkeling van beide groepen zien we goed terug in de verschillen tussen chimpansee en mens: apen leven veelal in bomen en moeten dus goed kunnen klimmen. Mensen leven op de grond. Wij lopen dan ook rechtop, terwijl chimpansees op handen en voeten lopen (en klimmen). Omdat onze omgeving (open vlaktes) anders is dan die van de chimpansee (bossen), zijn we ons dus anders gaan ontwikkelen. Ze kunnen wel even op twee voeten staan, maar daar is hun lichaam niet op gebouwd. Andersom zijn wij ook niet gebouwd om op handen en voeten te lopen.
Scherp en groot
Voor apen is het belangrijk om te laten zien wie de baas is. Mannetjes chimpansees hebben dan ook veel grotere en scherpere hoektanden dan mensen. Zij hebben die nodig om te laten zien dat de andere apen moeten oppassen voor hem. Mensen hebben daarvoor andere mogelijkheden en hebben dus niet zulke grote hoektanden nodig. Bij ons zijn ze daardoor veel kleiner dan bij mannetjes chimpansees.
Als we nu terug in de tijd konden reizen en onze gezamenlijke voorouder konden zien, dan zouden we die waarschijnlijk een aap noemen. Hij liep ten slotte nog niet rechtop en had een kleine herseninhoud. Maar een chimpansee was hij zeker niet. We hebben dus een voorouder die kenmerken had van een aap, maar wel van eentje die nu niet meer leeft.