Olifantenpoten bestaan eveneens uit lange beenderen. Logisch, want de basisbouw van het skelet is bij alle gewervelde dieren hetzelfde. Maar nu komt het verschil: om al die kilo's te dragen zijn de pootbotten van olifanten dikke pilaren. Kaarsrecht onder het lichaam leiden ze het gewicht af naar de grond. Staan kost zo minder energie. Bij vleermuizen is het anders. Staan hoeven deze luchtacrobaten niet. Hun poten zijn daarom heel dun. Dat moet ook, anders komen ze de lucht niet in.
Precies op maat
Aan zomaar een bot heb je niets. Om te werken moet de vorm precies goed zijn - én afgestemd zijn op de buren. Neem de botten van het been. Daar wil je mee vooruit. Ze zijn daarom uitgevoerd als lange, slanke buizen. Hoe langer, hoe groter de stap is die je zet. Het dijbeen is het langst. Aan de bovenkant zit een ronde kogel, om soepel in de heupkom te draaien en met je been te zwaaien. Aan de onderkant zitten twee halve bollen. Die passen precies in twee gewrichtsvlakjes bovenop je scheenbeen. Samen vormen ze een scharnier dat je been laat buigen. In het midden zit de knieschijf. Die werkt als katrol waarover de buig- en strekpezen als kabels lopen.
Zeven hoofdgroepen
In het skelet van alle gewervelde dieren - van muis tot mammoet - kom je steeds dezelfde zeven botgroepen tegen: voor- en achterpoten, schedel, wervelkolom, borstkas, bekkengordel en schoudergordel. Bekken en schouderblad zijn altijd breed en plat. Daar ontmoeten immers de spieren van de poten de spieren van de rug en allemaal zoeken ze een plekje om zich aan vast te klampen. De brede botvlakken van heup en schouder bieden daartoe alle ruimte. Wervels zijn juist compact van bouw. Ze zijn schijfvormig, zodat ze makkelijk te stapelen zijn. Dicht opeengepakt zorgen ze voor een stevige ruggengraat. Wervels zijn gemakkelijk te herkennen aan het grote gat in het midden. Van de kop tot de staart loopt daar het ruggenmerg doorheen, veilig opgeborgen in een 'tunnelbuis'.
Vorm en functie aan de binnenkant
Je zou het niet zeggen, maar bot is levend weefsel. Het verandert mee met je groei en je leefstijl. Doe je aan krachtsport, dan maak je ook je botten sterker. De buitenste botrand wordt dikker naarmate spieren er harder aan trekken. Binnenin komen er meer beenbalkjes, zodat het langer duurt voor het bot breekt. Op plekken die weinig te verduren hebben verdwijnen ze. Er blijft een holle ruimte over en natuurlijk wordt ook die benut. Het is een prachtplek voor beenmerg. Dat heb je nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen. Wat zijn botten toch multitalenten, we kunnen echt niet zonder ze.