Wat leefde er in het gebied?
De eerste stap voor het maken van een reconstructietekening is weten wat voor dieren en planten er in een gebied leefden. Dat weten we door de fossielen die er in dat gebied zijn gevonden uit dezelfde tijdsperiode. Hoe meer fossielen wetenschappers vinden, hoe beter het beeld van het verleden van een gebied is.
Wat zeggen fossielen over het landschap?
Fossielen uit een gebied vertellen ook iets over het landschap of leefomstandigheden. Als er bijvoorbeeld veel koudbloedige dieren in een gebied leefden, zoals schildpadden of slangen, dan was het klimaat toen waarschijnlijk warm. Leefden er veel dieren die goed konden zwemmen, zoals krokodillen of bevers? Dan was er waarschijnlijk veel water in de omgeving. Daarnaast kunnen we bijvoorbeeld uit de tanden en kiezen van een dier aflezen wat het gegeten moet hebben. Dat verraadt iets over het landschap: zo leefden runderen en paarden waarschijnlijk in een gebied met veel gras. Apen die vruchten en bladeren aten leefden in een gebied met veel bomen of struiken. Versteende planten zeggen iets over het klimaat van een gebied. Een fossiele palmboom geeft aan dat het warm was. Een spar laat juist zien dat het wat frisser was.
Een vleugje fantasie
Zelfs als een wetenschapper de fossielen van een gebied uitgebreid bestudeert, weet hij of zij nog niet voldoende over de tijdsperiode en het landschap om de tekening te kunnen maken. Van de meeste dieren zijn bijvoorbeeld geen vacht, huid of veren gevonden. Daarom weten onderzoekers niet welke kleuren de meeste prehistorische dieren hadden. Ook het gedrag van deze dieren is onbekend: niemand heeft ze ooit zien rondlopen. Meestal kijkt de tekenaar naar nog levende dieren om de kleuren en houding van de uitgestorven dieren uit te kiezen. Om de tekening af te maken gebruikt hij of zij een vleugje fantasie. Zo bepaalt de tekenaar uiteindelijk zelf hoe de tekening er uit gaat zien!
Hoe zag Nederland er twee miljoen jaar geleden uit?
Hier is een voorbeeld van zo’n tekening. Op deze plek is nu de Oosterschelde, een afgeschermd stuk zee waarin de rivier de Schelde uitmondt. Maar hier zijn vooral twee miljoen jaar oude fossielen van landdieren opgevist.
De Oosterschelde lag toen dus waarschijnlijk droog. Er zijn wel fossiele dieren gevonden die in zoet water leefden, zoals otters en bevers. Daarom is er een poel water op de tekening gezet. Er waren ook dieren die gras aten, zoals paarden en hazen. En dieren die juist vooral bladeren aten, zoals de eekhoorn, de neushoorn en de twee soorten olifantachtigen. Daarom is er zowel bos als grasland getekend. De roofdieren zijn vooral in de buurt van hun prooien afgebeeld. Zo loert de wolf op een haas en jagen de sabeltandkatten op een rund.
Natuurlijk zouden deze dieren in het echt nooit zo dicht op elkaar staan. Maar om het landschap en de dieren die er leefden zo compleet mogelijk af te beelden, is het wel handig om de dieren bij elkaar op één tekening te zetten.
Klopt de tekening wel?
Waarschijnlijk klopt de tekening niet helemaal, maar het algemene beeld (het grote plaatje) klopt wel. Soms worden nieuwe vondsten gedaan of ontstaan er nieuwe ideeën, waardoor we het verleden anders bekijken. Zo zullen er steeds nieuwe en betere reconstructietekeningen van deze prehistorische landschappen gemaakt worden.