Grote griezels van het tijdperk Carboon

Oscar Vissers, 15 september 2022

Als je buiten rondkijkt op een warme zomerdag, zie je overal insecten. Tegenwoordig zijn insecten klein. Zelfs de grootste insecten passen in je hand. Maar vroeger was dat anders. Ruim 300 miljoen jaar geleden, in het Carboon, vlogen er enorme insecten rond. Zo waren er libellen zo groot als kraaien en eendagsvliegen zo groot als merels. En op de grond kropen er naast insecten ook gigantische miljoenpoten rond die wel twee meter lang konden worden! Maar hoe werden deze dieren zo groot?

Zie jij de overeenkomsten tussen Meganeura en een moderne libelle?

Ademhalen

Waarom werden ze zo groot? Sommige wetenschappers denken dat het antwoord op deze vraag schuilt in de manier waarop geleedpotigen ademhalen. Net zoals wij hebben insecten en miljoenpoten zuurstof nodig om te ademen. Dat doen ze wel heel anders; ze hebben namelijk geen longen. In plaats daarvan gebruiken ze een netwerk van buisjes die door hun lichaam lopen om de zuurstof te vervoeren. Deze luchtbuisjes heten tracheeën.

Tracheeën verspreiden bij kleine insecten zuurstof door het hele lichaam. Maar bij grotere insecten is er een probleem: de afstand tussen de buisjes en het binnenste van het dier is te groot! Grotere insecten hebben daarom veel meer van dit soort buisjes, en ze gaan ook dieper het dier in. Zo krijgen alle delen van het lichaam toch genoeg zuurstof. Maar het aantal buisjes dat een insect kan hebben is wel eindig. Tegenwoordig bestaan er daarom geen insecten die groter zijn dan een hand. Tijdens het Carboon dus wel. Wat was er aan de hand in die tijd?

Bas Blankevoort | Naturalis | Licentie: CC BY-NC-ND 4.0
Het tracheeënstelsel bij een insect. Door al deze buisjes (hier in het blauw) komt zuurstof het lichaam binnen.
Marbury | Licentie: RF Getty Images
Het Carboon was een tijd met grote bossen.

Rijk aan zuurstof

Het Carboon was een tijd waarin planten zich goed hadden gevestigd op het land. Er ontstonden heel veel verschillende soorten en sommige groeiden uit tot enorme bossen. Al deze planten maakten zuurstof aan die vervolgens in de lucht terecht kwam. Daardoor was er in het Carboon bijna twee keer zoveel zuurstof in de lucht als nu!

 

Insecten en miljoenpoten kregen dus voldoende zuurstof binnen. De zuurstof kon daarbij verder doordringen tot het midden van het dier, zelfs bij grotere dieren. Over een periode van miljoenen jaren zijn ze daardoor gegroeid tot enorme groottes. 

Weten we nu hoe het zit?

De hoge hoeveelheid zuurstof is één mogelijke verklaring voor de grootte van de reuzeninsecten en miljoenpoten. Maar het is het moeilijk om precies te weten of deze theorie klopt. We kunnen hun ademhaling immers niet meer meten. Onder wetenschappers is er daarom nog veel discussie over.

 

Wetenschappers zien wel dat er in de tijd van de reuzeninsecten veel meer zuurstof in de lucht zat dan op enig ander moment in de geschiedenis. Toen zo’n 260 miljoen jaar geleden de grote bossen verdwenen door het droge klimaat, kwam er ook steeds minder zuurstof in de lucht. Daarna verdwenen ook de reuzeninsecten en miljoenpoten. Sindsdien zijn ze nooit meer zó groot geworden als ze toen waren.

Wat zou er gebeuren als 100 miljoen jaar in de toekomst twee keer zo veel zuurstof in de lucht zou zitten?