Goede tijden, slechte tijden in lemmingland

Niels Kerstes, 18 april 2019

Lemmingen hebben soms een topjaar: dan zijn er op een plek ineens veel meer van deze dieren dan in andere jaren. Hoe komt dat? En waarom neemt het aantal lemmingen na zo’n piekjaar steeds weer af?

Soms zit het mee

Boslemmingen zijn knaagdieren met een grijze vacht met bruine vlekken en kleine oortjes. De dieren leven in koude en vochtige naaldbossen in onder andere Zweden, Finland en Rusland. Onderzoekers hielden op verschillende plekken jarenlang bij hoeveel boslemmingen er waren. Op sommige plekken bleef het aantal dieren ieder jaar vrijwel gelijk. Er waren echter ook plekken waar het aantal lemmingen per jaar sterk verschilde. De meeste jaren waren daar maar een paar, terwijl er in sommige jaren ineens heel veel van deze dieren waren. Ook opvallend is dat het er nooit lang veel bleven. Het jaar na een piek waren er meestal weer heel weinig lemmingen.

Boslemmingen leven in de taiga: uitgestrekte, koude en vochtige naaldbossen.
PtG | Licentie: CC BY-SA 3.0

Door het voedsel?

Wat zorgt ervoor dat het aantal boslemmingen zo op en neer gaat? Sommige biologen denken dat het vooral met de hoeveelheid voedsel te maken heeft. De boslemming eet het allerliefst mos. In jaren waarin er veel mos groeit, hebben de lemmingen meer dan genoeg te eten. De dieren sterven niet van de honger en hebben energie om jongen te krijgen. Hierdoor komen er steeds meer lemmingen bij. Al die lemmingen blijven natuurlijk dooreten. Hierdoor verdwijnt er steeds meer mos. Het kan ook zijn dat de weersomstandigheden veranderen, waardoor het mos minder goed groeit. Uiteindelijk blijft er zo te weinig voedsel over voor al die lemmingen: het aantal lemmingen neemt weer af. Hierdoor kan er onder de juiste weersomstandigheden weer meer mos gaan groeien, en begint het hele verhaal weer van voren af aan.

Of door roofdieren?

Andere wetenschappers denken dat roofdieren een grote rol spelen. Zo zijn er verschillende uilen die op zijn tijd wel een lemming lusten: de laplanduil, sperweruil en dwerguil bijvoorbeeld. Die uilen hangen graag rond op plekken waar het wemelt van de lemmingen. Ze zorgen er daar vervolgens voor dat er snel minder lemmingen rondrennen. Zodra er nog maar weinig lemmingen zijn, gaan de uilen weer ergens anders op zoek naar een lekker hapje. Zo kunnen de overgebleven lemmingen weer uitgroeien tot een grotere groep. Totdat de roofvogels ontdekken dat er weer veel te vangen valt, natuurlijk. 

Een laplanduil
Peter K Burian | Licentie: CC BY-SA 4.0

Mos én roofdieren hebben waarschijnlijk allebei invloed op de hoeveelheid lemmingen. Hoe zou dat werken?

Op pad

In piekjaren leven lemmingen dicht op elkaar. Een deel van de lemmingen gaat dan op zoek naar een leefgebied waar het niet zo druk is. Soms steken ze dan een rivier over. Dat komt ze duur te staan: een deel van de dieren verdrinkt of wordt gepakt door een roofvis.

 

Er is in de loop van de tijd een wild verhaal ontstaan over de trektochten van lemmingen. Mensen geloofden (en geloven soms nog steeds) dat groepen lemmingen in piekjaren massaal uit zichzelf in zee springen en zo zelfmoord plegen. In een documentaire uit de jaren vijftig is zelfs te zien dat lemmingen dit ook echt doen. Maar wat bleek: de lemmingen in de film sprongen helemaal niet uit zichzelf in het water. Ze werden door de documentairemakers die buiten beeld stonden in het water gejaagd! Wijze les: geloof niet altijd alles wat je op televisie ziet.