Hoge temperaturen, meer vrouwtjes
Bij Galapagosreuzenschildpadden worden er met warmte meer vrouwtjes dan mannetjes geboren. Vrouwelijke Galapagosreuzenschildpadden leggen hun eieren in kuilen in het zand van droge stranden. In zo’n kuil liggen wel zestien eieren. Het vrouwtje dekt de kuil vervolgens af met zand en urine. Daarna is het werk voor de schildpad klaar: de zon doet de rest van het broedwerk. Of er vrouwtjes of mannetjes uit de eieren komen, bepaalt de temperatuur. Waar zou dit handig voor zijn? Bij hogere temperaturen is er meer voedsel en groeien de jongen groter. Wetenschappers denken dat dit voor de vrouwtjes voordeliger is dan voor de mannetjes. Grote vrouwtjes leggen meer eitjes en zorgen dus voor meer nakomelingen.
Hoge temperaturen, alleen maar mannetjes
Bij Amerikaanse alligators werkt het allemaal net wat anders. Bij deze soort kruipen er bij temperaturen boven de 34 graden alleen mannetjes uit de eieren. Is het kouder dan 30 graden, dan worden er alleen vrouwtjes geboren. Hoe is dit te verklaren? Amerikaanse alligators leven in de zuidelijke, natte gebieden van Noord Amerika. Deze grote reptielen staan bovenaan de voedselketen en jagen op bijna alles dat ze kunnen vinden. Daarnaast brengen ze veel tijd door met onderlinge strijd om een vrouwtje te verleiden. Een groter mannetje heeft daarbij meer kans om het gevecht om het vrouwtje te winnen. Hoe worden de mannetjes zo groot? Hoe groter het ei, hoe groter de jongen die uit het ei kruipen. De eieren zijn het grootst bij temperaturen boven de 34 graden. Dan is het meeste voedsel te vinden en zijn de moeders het best gevoed. Mogelijk heeft dit er voor gezorgd dat er bij warmte meer mannetjes worden geboren.
Hoe zit het bij de tuatara?
De tuatara komt alleen voor op Nieuw Zeeland. Dit kleine diertje kan meer dan 100 jaar worden. Als tuatara’s eieren leggen, zorgt de temperatuur voor de geslachtsbepaling. Tussen de 18 en 21 graden worden het meer vrouwtjes en tussen de 21 en 23 meer mannetjes geboren. Maar wat heeft de tuatara daar aan? Dat is nog steeds niet duidelijk. Misschien is het enkel een overblijfsel van een voorouder die er wél wat aan had?