Alleen zoogdieren kauwen
Van alle dieren op aarde hebben alleen zoogdieren kiezen. Reptielen, amfibieën en vissen hebben wel tanden, maar deze zien er vaak allemaal hetzelfde uit. Daarom spreken we bij deze dieren niet van kiezen. Onderzoeker Lars van den Hoek Ostende van Naturalis vertelt: “Je ziet dat andere dieren ook kauwbewegingen maken om het voedsel alvast klein te maken in de mond, maar bij geen enkele andere groep werken de kiezen uit de bovenkaak en onderkaak zo goed samen als bij zoogdieren. Je merkt dit als je zelf je kiezen hard op elkaar perst; het past allemaal precies.”
Knipkiezen, plooikiezen, knobbelkiezen
Vleesetende zoogdieren hebben scherpe, puntige knipkiezen. Ze werken als een schaar om te knippen of mes om biefstuk te snijden. Planteneters hebben plattere kiezen met scherpe richels. Deze kiezen heten ook wel plooikiezen. De scherpe richels werken als een rasp. Dieren die zowel vlees als planten eten, alleseters zoals wij, hebben knobbelkiezen.
Olifanten: van knobbels naar plooien
Bij olifanten zijn de kiezen door de tijd aangepast aan de omgeving en het voedsel. De vroegste slurfdieren, zoals Moeritherium, hadden kleine knobbelige kiezen. Ze leefden ca. 50 tot 35 miljoen jaar geleden in bossen. Waarschijnlijk aten ze zacht plantaardig voedsel, zoals bladeren en vruchten en misschien kleine diertjes. Bij latere slurfdieren zoals Palaeomastodon, Gompotherium en Stegodon begonnen de knobbels met elkaar te vergroeien, zodat richels ontstonden. De dieren zelf werden ook groter. Met zoveel richels hoefden ze niet zo kieskeurig te zijn: ze vermaalden niet alleen de blaadjes, maar ook de hele tak. Moderne olifanten hebben forse, platte plooikiezen. Ze leven op open grasvlakten en eten gras, bladeren, struiken, vruchten en boomschors.
Paarden: van knobbels naar plooien
Dezelfde ontwikkeling van knobbels naar plooien is te zien bij paarden. Oerpaarden hadden kleine knobbelige kiesjes. Moderne paarden, zebra’s en ezels hebben grote kiezen met een plat, gericheld kauwvlak. Fossiele kiezen van tussenvormen van oerpaarden en moderne paarden laten zien dat dit een geleidelijke verandering was. Waarschijnlijk vonden in het Mioceen, ca. 23 tot 5 miljoen jaar geleden, grote veranderingen in het klimaat plaats. Toen de bossen langzaam verdwenen, veranderden sommige knabbelaars in grazers.
Kiezen en omgeving
Lars, onderzoeker van fossiele muizenkiezen, laat muizen het klimaat voorspellen. “Als ik een fossiele muizenkies vind, kijk ik eerst welke soort het is. Elke muizensoort is te herkennen aan een uniek patroon op het kauwvlak. In Nederland zijn bijvoorbeeld kiesjes van twee miljoen jaar oude slaapmuizen gevonden in Tegelen, Brielle en Wageningen. Slaapmuizen leven alleen in warme gebieden. De kiesjes wijzen erop dat het twee miljoen jaar geleden warmer was dan nu. Omgekeerd wijzen minder oude vondsten van kiesjes van lemmingen in Nederland op een koud klimaat, een ijstijd, want lemmingen leven tegenwoordig in het koude noorden.”
Zo zeggen kiezen iets over hoe de wereld er vroeger uit zag. Over kiezen kun je eindeloos doormalen.