De wolharige neushoorn wist goed raad met gras. Een volwassen dier at er dagelijks 70 kilo van. Als snack tussendoor lustte hij ook kruiden die op de mammoetsteppe groeiden. Zijn enorme kop was naar beneden gericht zodat de bek vlak boven de grond hing, klaar om te grazen. Hoe deed hij dat? Er zaten geen snijtanden in de bovenkaak en ook niet in de onderkaak. Hij kon het gras dus niet met zijn tanden afplukken zoals een paard doet. In plaats daarvan had hij brede lippen, net zoals bij de breedlipneushoorn uit Afrika. De wolharige neushoorn nam een pluk gras tussen zijn lippen en plukte het in één keer af. Schuifelend maaide hij zijn gazonnetje kort.
Maaien en het gras groeit
Afgrazen kon geen kwaad, het gras ging er niet dood van. Groeipunten van gras zitten immers net onder de grond en daardoor kon de neushoorn er met zijn bek niet bij. Alleen de delen die boven de grond uitstaken knabbelde hij af. Die groene sprieten zijn vervangbaar. Zodra een grazer of maaimachine een stuk gras afplukt of afsnijdt, gaan cellen in de groeipunt zich delen en snel nieuwe sprieten vormen. Binnen drie dagen piept er weer jong groen boven de grond uit. In verse grassprieten zitten meer eiwitten en ze zijn ook gemakkelijker te verteren dan gras dat al wat langer staat, omdat het minder taaie vezels bevat. Vers gras is dus voedzamer dan oud gras. Met zijn gegraas zorgde de wolharige neushoorn er voor dat zijn tafel steeds gedekt was met het lekkerste voedsel.